Nachtkaars

nachtkaars

midden in haar leven stormde het zo hevig dat iets zwaars stortte
haar zonnebloem brak: geplet en gelig in kussens te hard.

de stad slaapt in stukken en als zij ontwaakt zijn haar takken kaal.

in een gribus van gordijnen verdwijnen in bleke zwete lakens
tussen oordoppen haar gedachten tot mist.

kerst in kerst uit, pasen en pinksteren zonder opstanding.

een slak sleept van matras naar bank, van bank naar matras.
een struikelend hart kruipt op pure wilskracht omhoog.

bloesems van lentes en zomers afgedaan.

een blakende schoolfoto
onder in de la.

waar is zij gebleven?
vermist voor het leven, maar nooit aangegeven.

dokters zijn vastgeketend aan bewezen stenen.
dierbaren bewaren haar zonder label.

jaar in jaar uit die weeë geur.

vermist voor het leven verdwijnt zij als bruine stengel met verdorde bladeren
verlangend naar lentes van geluk gehad.

jaar in jaar uit slinkt ze voort

tot zij niet meer weet wie zij was.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *