Je zweeg als het graf
In: Verzetskrant Scholenspecial 2016
Door Carla Rus
De 92-jarige Jaap Rus die met zijn vriendin Lies aan de boulevard in Vlissingen woont, heeft anno 2016 drie dochters (Elly, Carla, Wilma), negen kleinkinderen en negen achterkleinkinderen. Hij voelt zich een rijk gezegend mens.
Hij vraagt zich af of hij in WO II de stoute stap had durven wagen in het verzet te gaan, als hij toen al (groot)vader was geweest. Want Jaap was – toen zijn beste vriend Wim Quakkelaar hem in hun woonplaats Goes hiervoor vroeg – slechts 17 jaar oud. Hij zat nog op de HBS (vwo) en had verder geen verantwoordelijkheden.
Hij dacht eerst goed na en daarna wist hij heel zeker dat hij op wilde staan tegen het totalitaire regime van de nazi’s dat de mensenrechten zo ernstig schond. Natuurlijk besefte hij dat hij grote risico’s liep, maar zijn rechtvaardigheidsgevoel en zijn loyaliteit ten opzichte van mensen die werden vernederd en buitengesloten woog zwaarder dan zijn angst.
Goes was een broeinest van de NSB (Nationaal-Socialistische-Beweging). En (misschien wel daarom?) waren er in Goes veel verzetsgroepen.
Jaap vertelde er niets over aan zijn ouders, drie jongere zussen en zijn latere vriendin en echtgenote Miep Joosse. Door dit grote geheim leefde Jaap eigenlijk in twee werelden. Zijn ‘gewone’ wereld van het naar-school-gaan, optrekken met vrienden en zijn leven thuis; en die andere, gevaarlijke wereld. In die laatste wereld bespioneerde hij bezetters en fungeerde als boodschapper tussen zijn eigen verzetsgroep – aangevoerd door Daan Kloosterman – en de overkoepelende OD (ordedienst) op Zuid-Beveland, onder leiding van neef Piet Kloosterman. Samen met de groep Albrecht op Walcheren hadden ze een geheime zender.
Als je in het verzet zat, kon je je niet permitteren impulsief te handelen of spannende verhalen te vertellen over wat je had gedaan. Dan bracht je jezelf en anderen in gevaar. Een degelijke verzetsgroep had dezelfde discipline als een legeronderdeel. Je kreeg opdrachten van je (onder)commandant en zweeg als het graf.
Jaap observeerde Duitse transporten via het spoor, munitiedepots en een radiostation ten zuiden van Goes richting ‘s Gravenpolder (in ‘De Groe’). In dat gebiedje zijn in 2014 vier kleine Tobrukbunkers gevonden, die waarschijnlijk dat zendstation hebben beschermd. Twee bunkers zijn nu te bezichtigen bij het Bevrijdingsmuseum Zeeland.
Ook het ‘gewone’ leven was niet meer gewoon. Er was gebrek aan alles. Jaap had op de padvinderij, een gymnastiekvereniging en een kerkelijke jongerenvereniging gezeten. Die werden alle drie verboden. Alleen een lidmaatschap van de Jeugdstorm (Nederlandse variant van de Hitlerjugend) mocht. Op de HBS werd zijn joodse leraar scheikunde ontslagen en in Jaaps klas zat Tonny Dekker, zoon uit een NSB-nest die door klasgenoten werd gemeden. Als kind had Jaap bij hem thuis gespeeld. Soms dacht Jaap bezorgd: ‘Tonny, waar ben je toch mee bezig?! Doe niet zo stom!’ Jaap weet zeker dat Tonny hem nooit verraden zou hebben. Oude loyaliteiten gaan soms diep. Deze jongen werd SS-soldaat. Zou dat ooit zijn vrije keus zijn geweest? Hij had een dominante NSB-vader en zijn oom was Zeelands hoogste NSB-baas die rechtstreeks onder Mussert viel. Tonny hoorde bovendien nergens meer bij.
Hij is aan het oostfront gestorven.
Na het vwo wilde Jaap piloot worden, of weg- en waterbouwkunde studeren in Delft. Het eerste was onmogelijk en het tweede eigenlijk ook. Want Zeeland was grotendeels Sperrgebiet, waardoor je de provincie nauwelijks in of uit kon. In zo’n gevaarlijke tijd het huis uitgaan, lag niet voor de hand. Bovendien zou hij dan een ariërverklaring moeten ondertekenen, want joden werden in Delft geweerd. Dit is het laatste wat Jaap zou doen. Daarom ging hij naar het Zeeuws Technisch Instituut.
In 1944 werd Jaap opgeroepen voor de Arbeitseinsatz. Eerst wilde hij onderduiken. Maar toen bleek dat hij tewerkgesteld werd bij Todt in Westkapelle op Walcheren. Todt was de Bouworganisatie van de Wehrmacht die aan de Nederlandse kust de Atlantikwall bouwde. Daarom droeg zijn ondercommandant hem op toch te gaan en daar de verdedigingswerken te bespioneren.
De tewerkgestelden kwamen tijdens het transporteren van zakken zand dichtbij de verdedigingswerken. Jaap kon de radarpost ten zuiden van Westkapelle en de Versperrungen op het strand – bunkers, mijnenvelden, geschut – redelijk goed observeren en in zich opnemen. Thuisgekomen maakte hij uit zijn hoofd geografische en technische schetsen hiervan en gaf deze aan zijn ondercommandant Merien de Groot.
Niet lang daarna werd De Groot opgepakt en op 8 oktober 1944 gefusilleerd. In zijn arrestatiebevel staat dat dit was vanwege gestolen voedselbonnen en fietsbanden, en documenten betreffende de Wehrmacht zelf. Ook Jaap moest alsnog onderduiken. Hij biechtte aan zijn ouders op dat hij in het verzet zat.
De ene nacht lag hij in de onderkeldering onder een van de bedsteden in de alkoof thuis, de andere nacht bij de buren. De nacht dat de Sicherheitspolizei hem thuis kwam zoeken, lag hij bij de buren. Hij heeft de soldatenlaarzen in zijn ouderlijk huis horen stampen en is heel bang geweest voor wraak.
Jaap heeft nooit kunnen achterhalen of bovenstaande documenten zíjn schetsen zijn geweest. De politie heeft deze niet meer bij Merien aangetroffen en er zijn aanwijzingen dat deze – via een ziekenauto vanuit Goes richting Brabant – rechtstreeks in handen van Canadezen zijn gevallen. Die waren bezig met een opmars vanuit het oosten vanwege de Slag om de Schelde. Bij deze slag hebben veel Zeeuwse verzetsleden de geallieerden geholpen, door hen in het drassige land de weg te wijzen en Duitse soldaten gevangen te nemen.
Na de bevrijding bleek Jaaps beste vriend Wim op zijn onderduikadres aan een infectie te zijn gestorven.
Jaap deed staatsexamen bij het ministerie van Openbare Werken en Wederopbouw voor ingenieur (ing). Hij werkte daarna keihard in Zeeland en Amsterdam om bruggen, kanalen en sluizen te herstellen.
In 1984 werd hij benoemd tot officier in de orde van Oranje-Nassau vanwege zijn innovatieve werk als voorzitter Projectorganisatie Beheer en Inrichting Oosterscheldekering. In datzelfde jaar kreeg hij het verzetsherdenkingskruis.
Voor Jaap betekent bevrijding niet alleen afwezigheid van mensenrechtenschendingen, genoeg voedsel en onderdak; maar ook vrijheid in je geest. Jaap: “Dat betekent ook verzoening met je vroegere tegenstander. Ik heb de tijd gekregen om dit te kunnen laten rijpen.”
2010: ‘Mijn vader heeft gekozen’. Essay in dagblad Trouw door Carla Rus.
2016: ‘Zij was 16’. Spannende jeugdroman door Marlies Allewijn (uitgeverij Kluitman), waarin romanfiguur Willem geïnspireerd is op Jaaps rol in het verzet.