Feminisme in crisis
Moslima’s staan alleen
In: De Humanist nr. 1, maart 2007
Illustraties Dolinda Toepoel
Het debat over de emancipatie van moslima’s heeft een stevige impuls gekregen met de recente publicatie van twee belangrijke boeken: De derde feministischegolf door Dirk Verhofstadt en ‘Wij zijn Nederland’ door Yolanda van Tilborgh. Psychiater Carla Rus, met veel cliënten uit de doelgroep, houdt de voorlopige opbrengst tegen het licht en neemt zelf stelling.
Westerse feministen laten het afweten als het om de onderdrukking van moslima's gaat. Dit zegt althans Dirk Verhofstadt in zijn boek 'De derde feministische golf'. Zijn pleidooi voor de emancipatie van moslima’s is - zeker vanuit de mond van een man - indrukwekkend te noemen, maar de materie is complexer dan hij voorstelt.
Feministen zijn onderling namelijk diep verdeeld over hoe de nieuwkomers het beste te steunen. Zo probeerde Ayaan Hirsi Ali, één van zes vrouwen die Verhofstadt interviewt, moslima's bewust te laten worden van vrouwonvriendelijke aspecten van de islam middels kritische teksten en de confronterende film 'Submission'. Dit riep echter niet alleen een felle tweestrijd op in de politiek en het publieke debat, maar ook onder feministen.
Aan de ene kant van het spectrum bevond zich iemand als Cisca Dresselhuys, hoofdredacteur van Opzij, die Ayaan's voortrekkersrol toejuichte; aan de andere kant iemand als Eerste Kamerlid Anja Meulenbelt, die Ayaan 'een leidster zonder volk' noemde.
‘Het islamdebat zaait tweespalt onder feministen.’
Yolanda van Tilborgh, cultuursocioloog, deed onderzoek naar die tweestrijd in het publieke debat en vroeg de mening van een brede groep moslima's. Het is haar in haar boek 'Wij zijn Nederland' gelukt om neutrale toeschouwer te blijven in de beste sociologische traditie. Hierdoor komt zij tot een opmerkelijke analyse.
Islamdebat als golfbreker
Veel feministen, waaronder ik, hadden gehoopt dat Hirsi Ali de vaandeldrager van de derde feministische golf zou worden. Gedurende de twintig jaar dat ik als psychiater getraumatiseerde moslima's behandelde, durfde ik in het openbaar nauwelijks te reppen over misstanden als vrouwenbesnijdenis, eerwraak en andere door de islam gelegitimeerde onderdrukking en mishandeling van vrouwen, uit angst te discrimineren. Ondertussen liepen door de jaren heen de blijf-van-mijn-huizen steeds verder vol met allochtone vrouwen. In 2003 was het percentage nieuwkomers volgens het Trimbosinstituut circa 60 procent, waarvan een groot deel islamitisch is. Ook de zwaarte van de problemen nam toe: steeds meer ernstige trauma's, depressies en fysieke bedreigingen, waar de blijf-van-mijn-lijf-huizen nauwelijks op waren ingesteld. Ook in de psychiatrie waren we, ondanks interculturele bijscholingsprogramma's, vaak niet voldoende geoutilleerd om deze problematiek - die nogal eens met een tolk erbij behandeld moet worden - het hoofd te bieden.
Dus toen Hirsi Ali in 2003 in de Tweede Kamer kwam en bovenstaande misstanden stevig op de politieke kaart zette, werd zij - ongeacht onze politieke voorkeur - onze heldin. Bovendien voelden wij ons als niet-moslims bevrijd van de aarzeling om publiekelijk aan te kaarten dat onderdrukking en mishandeling onevenredig veel voorkomt bij moslima's. Immers, Hirsi Ali, die zelf uit de islamitische gemeenschap voortkwam, ging ons nu voor.
Door de artikelen die ik daarna over (seksueel) geweld tegen moslima's schreef, kwam ik in het 'Ayaan-kamp' terecht. Niet alleen Van Tilborgh plaatste mij in haar boek in het 'kamp van de voorstanders', ook vanuit het 'kamp van de tegenstanders' - bij monde van Meulenbelt - kreeg ik in de Volkskrant en op haar Weblog het verwijt dat ik door mijn steun aan Ayaan de 'wij-zijkloof' in de samenleving versterkte. Maar dat was natuurlijk nooit mijn bedoeling geweest. Blijkbaar was ik terechtgekomen in wat Abraham de Swaan in zijn voorwoord van het boek van Van Tilborgh beschrijft als de dubbele klem: 'Wie de misstanden verzwijgt neemt de moslims in kleinerende bescherming en wie ze aankaart kleineert hen ook'.
‘Wij hoopten dat Ayaan vaandeldrager van de derde golf zou worden.’
Ook op andere plekken woedde en woedt onder feministen een heftige strijd. Zo zegden in 2004, toen Ayaan de Harriët Freezerring van Opzij ontving voor haar voortrekkersrol in de emancipatie van moslima's, verschillende doorgewinterde feministen hun abonnement op. Terwijl op dit moment feministen weer steggelen over de noodzaak van economische zelfstandigheid van moslimmoeders. Zo vinden de columnisten Withuis en Mees het desastreus wanneer moslima's kiezen voor de verzorging van kinderen, terwijl Meulenbelt van mening is dat het hun eigen keus is en moslima's steunt die vinden dat onze individualisering is doorgeschoten.
Aldus zaait Ayaan en het door haar aangezwengelde islamdebat tweespalt onder feministen, zodat van één krachtige derde golf geen sprake kan zijn.
Derde golf of derde rijk
Waar ik en velen zich op hadden verkeken, is dat volgens moslims een afvallige van het islamitische geloof elk recht van spreken over dat geloof heeft verloren. Wanneer Ayaan als gelóvige problemen had aangekaart uit haar gemeenschap, had zij het al moeilijk genoeg gehad. De islamitische gemeenschap heeft immers een collectieve schaamte-cultuur en het aankaarten van problemen wordt al gauw als nestbevuiling gezien. Maar een afvállige die problemen aankaart is zeven bruggen te ver: dan ben je een overloper die hoogverraad pleegt aan de islamitische gemeenschap ten einde een wit voetje te krijgen bij dominante autochtonen.
Bijna alle moslima's die Van Tilborgh interviewt nemen dit Hirsi Ali zeer kwalijk. Zij menen ook dat de media vooral aan de kant van Ayaan staan en geven haar hierdoor meer symbolische macht dan ze feitelijk heeft. Van Tilborgh deed onderzoek naar het aantal en type publicaties dat over Ayaan verscheen en kwam tot de conclusie dat er juist meer artikelen zijn verschenen met kritiek op Hirsi Ali's opvattingen en optreden, dan artikelen die haar ondersteunen.
De 'tegenstanders van Hirsi Ali', waar zowel moslims als autochtonen onder vallen, bekritiseren Ayaan niet alleen als persoon (ze is 'rechtlijnig' of 'getraumatiseerd'), maar laten zich vooral kritisch uit over de 'fundamentalistische' wijze waarop ze de islam hekelt, waardoor ze de wij-zijkloof zou versterken. Geert Mak vergelijkt de film Submission zelfs met de anti-jodenpropaganda van Goebbels.
Ooit heeft Hirsi Ali de politieke islam vergeleken met totalitaire, joden-stigmatiserende regimes als het fascisme en nazisme. Hier vergelijkt Mak omgekeerd de derde feministische golf van Hirsi Ali met een dergelijk regime: de voor vrouwen bedoelde bevrijdingsbeweging zou juist een moslims-stigmatiserende beweging zijn, die te vergelijken is met een regime als het derde rijk (!)
Tegenstanders reppen nauwelijks over de inhoud van Hirsi Ali's missie. Bij mij bekroop bij lezing van deze artikelen soms het gevoel dat deze morele gatekeepers 'de lieve vrede' in de samenleving belangrijker vinden dan dat in het verborgene sommigen onder ons verschrikkelijk worden mishandeld.
Voorstanders vinden Ayaan juist 'moedig' of 'intelligent'. In tegenstelling tot de tegenstanders laten ze zich slechts sporadisch uit over de omstreden methodiek die Ayaan hanteert, maar gaan vooral op haar thematiek in. Zo is sinds het aantreden van Ayaan de media-aandacht voor vrouwenonderdrukking vervijfvoudigd. In zoverre heeft Ayaan zeker haar doel bereikt.
‘Moslima’s zijn meesteressen in guerrillatechnieken.’
Elias en Scott
Om de verhouding tussen Hirsi Ali en moslimvrouwen te verhelderen gebruikt Van Tilborgh de sociologische perspectieven van Norbert Elias en James Scott. Beiden analyseren processen waarin 'kansarmen en machthebbers' onderweg zijn naar een andere verdeling van middelen.
Volgens Elias zullen de 'gevestigden' onder voortdurende beklemtoning van het eigen morele gelijk proberen de 'buitenstaanders' te stigmatiseren als minderwaardig. Direct na hun komst zijn de buitenstaanders als groep nog sterk verdeeld en zullen zij zich hierdoor in de hoek laten manoeuvreren.
Na drie generaties zal volgens Elias de verdeeldheid onder buitenstaanders minder zijn geworden en zullen er meer onderlinge afhankelijkheidsrelaties zijn ontstaan tussen gevestigden en buitenstaanders. Dit zorgt voor groepsemancipatie van de buitenstaanders, die zich niet langer identificeren met de slachtofferrol.
Tegenstanders van Ayaan nemen haar kwalijk dat zij als 'nieuw gevestigde' meewerkte moslims verder te stigmatiseren. Uit de analyse van Van Tilborgh blijkt echter dat de moslima's zich na 'de aanval' van Ayaan op hun identiteit helemaal niet in de hoek hebben laten drijven, maar dat ze door hun gemeenschappelijke verontwaardiging juist versneld tot groepsemancipatie aan het komen zijn. Dit uit zich onder andere in 'tegen-stigmatiseren'. Zo stellen moslima's - als reactie op de beoordeling van autochtonen dat hoofddoekjes symbool staan voor onderdrukking - dat juist autochtónen een minimaal eergevoel hebben jegens vrouwen. Anders zouden meisjes zich niet zo hoerig kleden met die naveltruitjes en korte rokjes.
De toename van het aantal hoofddoekjes is dan ook geen teken dat ze ín, maar juist úit de hoek zijn gekomen. Moslima's zijn na Ayaan's optreden dus wel degelijk meer geëmancipeerd, maar op een heel andere manier dan Ayaan had bedoeld: ze staan pal voor hun geloof en de kuisheid van de vrouw.
Interessant is ook Van Tilborgh's uiteenzetting van de theorie van Scott.
Scott stelt dat onderdrukte groeperingen zich vaak van meet af aan tegen autoriteiten keren d.m.v. zwijgend verzet: treuzelarij, geveinsde onwetendheid, negeren, liegen en roddel. Er is sprake van een 'publiek script' dat neerkomt op - al dan niet gespeelde - inschikkelijkheid en een 'verborgen script' dat bovengenoemde guerrillatactieken behelst.
Zo proberen moslima's te bewijzen dat emancipatie (gaan werken) en islam wel degelijk samengaat, waarmee ze zowel autochtonen als hun achterban proberen tevreden te stellen.
Hoewel deze guerrillatactieken bijdragen aan een nieuw sociaal bewustzijn, is het jammer dat Van Tilborgh onderbelicht laat dat hierdoor ook onzalige praktijken in stand worden gehouden. Niet alleen bewaken (oudere) vrouwen via roddel de maagdelijkheid van moslimmeisjes, ook hebben veel meisjes geen scrupules met dubbele tong te spreken wanneer zij zich meer vrijheden veroorloven dan toegestaan. Liegen is dus een overlevingsstrategie. Vrouwen zetten die in om niet gestraft te worden door hun echtgenoot of schoonmoeder. Taqiyya (verdoezelen, liegen) is zelfs een religieus recht, waarbij een gelovige, zolang hij gediscrimineerd wordt, zich gematigder voor mag doen dan hij is.
Moslima's zijn dus meesteressen in guerillatechnieken. Maar het feit dat zij deze ook bínnen hun eigen gemeenschap nodig hebben, geeft voor mij opnieuw aan dat zij weinig (openlijke) individuele vrijheid en zelfbeschikking kennen.
Angst voor de vrijheid
Emancipatie kun je niet door de strot duwen, maar moet van binnenuit komen. Hedy D'Ancona stelt dan ook, dat hoewel normaalgesproken een emancipatiebeweging met behulp van een elite opgang komt, in dit geval moslima's het 'op hun eigen manier' moeten doen. Onduidelijk in deze uitspraak is, hoe ze denkt over de nieuwe niet-westerse elite moslima's van Verhofstadt, waarvan de aanpak aansluit op onze eigen emancipatie-modellen. Het lijkt erop of ze overwegend op de grootste groep moslima doelt, voor wie deze elite te snel gaat: de groep van Van Tilborgh.
Deze groep probeert uiterst voorzichtig vrijheden voor zichzelf te verwerven zonder daarmee de loyaliteit te verbreken met de mannen in hun leven en hun godsdienst af te vallen. Een loyaliteit die soms noodgedwongen gepaard gaat met onbewuste identificatie met de onderdrukker/ onderdrukkende gemeenschap. Het is dus niet zo, zoals Verhofstadt schrijft, dat de meeste westerse moslima's zich verplícht voelen zich te sluieren. Ze hebben juist het gevoel dat het hun éigen keus is en zijn zich niet bewust dat impliciete verwachtingen van ouders en gemeenschap vaak sterker doorwerken dan een expliciete opdracht. Ze onderwerpen zich aan vertrouwde onderdrukking die veiliger aanvoelt dan onbekende vrijheid. Een positie die glans krijgt omdat zij als vrome vrouwen een hogere positie in het hiernamaals zullen verwerven. Hierdoor voelen zij zich niet minderwaardig, maar stiekem juist méérderwaardig aan westerse, ongelovige vrouwen.
‘De toename van hoofddoekjes is geen teken dat ze ín, maar juist úit de hoek gekomen zijn.’
Ik denk dat moslima's niet alleen woedend op Ayaan zijn omdat zij hun geloof wil afpakken en hen definieert als onderdrukt (en wie wil dat nou?), maar ook omdat Ayaan hun bewustzijn in één klap probeert wakker te schudden. Een bewustzijn dat juist zo verschrikkelijk zijn best doet om voetje voor voetje langs het randje van het ravijn voorwaarts te schuifelen. En dan komt zíj en geeft hen gewoon een duw in de rug: 'Doorlopen!' In veel boosheid op Ayaan proef ik dan ook angst. Angst, omdat de vrijgevochten Ayaan zo weinig respect heeft voor hun diepste zorgen die voortkomen uit gehechtheid.
Dubbelspoor
Hoe nu verder?
Een eenduidige opstelling ten opzichte van ongeëmancipeerde moslima's blijkt onmogelijk. Daarom lijkt het beste een dubbelspoor te bewandelen.
Zo verdient de islamkritische elite van moslima's die het stevige spoor van de emancipatie inzet onze onvoorwaardelijke steun. Zij verschaffen ons de broodnodige inzichten in de cultuurvormende islam.
Tegelijkertijd verdient de grootste groep moslima's die het zachte spoor volgt ons geduld. Hun geest is soms zo zwaar geketend dat deze de kans moet krijgen langzaam te ontwaken. De beste houding daarvoor is betrokken distantie: af te wachten wat zij van ons nodig hebben en af en toe wat te prikkelen.
Op mijn terrein probeer ik moslima's meer bewust te laten worden van het onevenredig veel voorkomen van (seksueel) geweld onder hen. Vaak bagatelliseren de lucky moslima's deze problematiek en zijn ze te weinig solidair met hun minder bevoorrechte zusters. Ze laten dit probleem grotendeels over aan 'witte kaaskoppen' als ik. De paar islamitische hulpverleners die er wél zijn, doen uitstekend werk. We hebben er dan ook meer van nodig!
Tot slot: ik hoop dat moslima's onze bemoeienis - of dat nu linksom of rechtsom is - niet langer opvatten als discriminatie, maar juist als welkomsgroet: 'Kom erbij, jullie horen bij ons.'
Nu maar afwachten of ze durven én willen.
Yolanda van Tilborgh: 'Wij zijn Nederland'. Moslima's over Ayaan Hirsi Ali. Uitgeverij: Van Gennep.
Dirk Verhofstadt: 'De derde feministische golf'. Uitgeverij: Houtekiet.