Inzage schendt postuum privacy patiënt
ACHTERGROND
- Nabestaanden willen weten waarom behandeling faalde.
- Beroepsgroep waarschuwt minister voor claimcultuur.
In: Volkskrant 7 augustus 2008, van verslaggeefster Ellen de Visser
AMSTERDAM - In april 2007 mailt de broer van een psychiatrische patiënt de Inspectie voor de Gezondheidszorg dat hij inzage wil in de correspondentie die de Inspectie met diens behandelaars heeft gehad. De broer heeft zelfmoord gepleegd terwijl hij onder behandeling was van ggz-instelling De Grote Rivieren in Dordrecht en zijn psychiater heeft de Inspectie daarover een rapportage gestuurd.
Een maand later komt bij de Inspectie een tweede verzoek binnen, dit keer van de ouders van een jonge vrouw die bij ggz-instelling De Gelderse Roos werd behandeld. Ook haar behandelaar stelde na haar suïcide een rapport op, waarvan haar ouders een kopie eisen.
De Inspectie meent dat de aanspraken van de nabestaanden wettelijk gezien niet kunnen worden geweigerd. Instellingen voor geestelijke gezondheidszorg (ggz) die te maken krijgen met de zelfdoding van een patiënt zijn verplicht daarover een rapport aan te leveren. De Inspectie kan zo een oordeel vellen over de kwaliteit van de zorg. Maar zodra die rapporten bij de Inspectie binnen zijn, worden ze beschouwd als overheidsinformatie en die is volgens de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) in principe openbaar.
Daarom besluit de Inspectie de rapporten vrij te geven. De twee betrokken ggz-instellingen reageren geschokt. De rapporten bevatten privacygevoelige informatie die in de beschutting van de spreekkamer is uitgewisseld. Onafhankelijk van elkaar beginnen ze een gerechtelijke procedure tegen de Inspectie.
Behandelaars vinden dat de privacy van hun patiënten postuum wordt geschonden en vrezen dat vrijgave een precedent zal scheppen, zegt vrijgevestigd psychiater Carla Rus. ‘Straks worden ze massaal persoonlijk verantwoordelijk gesteld voor de zelfdoding van hun patiënt.’
Rus schreef onlangs een artikel in het Maandblad Geestelijke Volksgezondheid over de preventie van zelfdoding. In de geestelijke gezondheidszorg is de scheidslijn tussen nalatigheid en een menselijke inschattingsfout klein, zegt ze. ‘Het kan zijn dat familieleden met zo’n rapportage hun boosheid of verdriet op de psycholoog of psychiater richten. Soms is hun boosheid terecht en is er niet naar ze geluisterd, maar de informatie in de suïciderapportages is niet bestemd om behandelaars voor de rechter te slepen.’
Maar de rechtbank in Dordrecht oordeelt in december 2007 dat inzicht in het medisch handelen voor nabestaanden van belang kan zijn, als zij vermoeden dat het overlijden samenhangt met een fout.
Drie maanden later velt de rechtbank in Arnhem in de tweede zaak een tegengesteld oordeel door te bepalen dat de rapportage over de dochter binnenskamers moet blijven. Essentieel daarbij is de visie van wijlen de dochter, die had aangegeven dat gegevens over haar behandeling niet aan haar ouders bekend mochten worden gemaakt.
Volgens de Inspectie zijn beide zaken nu in behandeling bij de bezwaarcommissie van het ministerie van Volksgezondheid. Het is aan minister Klink om een definitief oordeel te vellen. Brancheorganisatie GGZ Nederland heeft hem gewaarschuwd voor de gevolgen van een verkeerd besluit: als openbaarmaking dreigt, zullen ggz-instellingen alleen nog vage, summiere rapportages indienen.
Dat zou de controle op de kwaliteit van de zorg ernstig in gevaar brengen, beseft de Inspectie. Hoewel behandelaars verplicht zijn verantwoording af te leggen als een patiënt zelfmoord pleegt, heeft de Inspectie geen machtsmiddel om dat af te dwingen, aldus een woordvoerster van de Inspectie. ‘Als we erachter komen dat geen rapport is opgesteld, kunnen we ze er hooguit op aanspreken.’
Veel is dus afhankelijk van de inzet van psychologen, psychiaters en psychiatrisch verpleegkundigen, die de afgelopen jaren steeds meer zijn gaan melden. Uit onderzoek blijkt dat van de zestienhonderd mensen die jaarlijks zelfmoord plegen, de helft onder behandeling van de ggz was. Vorig jaar ontving de Inspectie een kleine zeshonderd rapportages.
Inspecteur-generaal Gerrit van der Wal hoopt dat de minister het beleid zal aanscherpen zodat de Inspectie straks gronden heeft om informatie niet vrij te geven.
Psychiater Carla Rus heeft een eenvoudigere oplossing: als psychologen en psychiaters tijdens de behandeling meer samenwerken met de familie, en na een zelfdoding samen de rapportage opstellen, kunnen ze conflicten veelal voorkomen. ‘Natuurlijk zijn er uitzonderingen, bijvoorbeeld als een patiënt te maken heeft gehad met incest. Maar het is vrij arrogant om als behandelaar te denken alles zelf te weten. De familie kent de patiënt vaak zo veel beter.’