Jeugdhulp moet nog veel leren over seksueel misbruik
Interview met Carla Rus door Regine zum Vörde sive Vörding
In: MGV-online - medium voor ggz en verslavingszorg. Januari 2013
De jeugdhulpverlening komt er slecht vanaf in het rapport van de commissie-Samson over seksueel misbruik van uit huis geplaatste kinderen.
Carla Rus, arts-psychotherapeut/traumatoloog met veel ervaring met misbruik van kinderen en de late gevolgen hiervan op volwassen leeftijd, trok al in 2009 aan de bel over de manier waarop de instanties met kindermishandeling omgaan. Ze vindt dat de commissie een goed rapport heeft afgeleverd, maar het onderzoek heeft toch nog een aantal witte vlekken, vindt ze. Op mgv-online beschrijft ze ‘Wat niet gezien en onbesproken blijft'.
Heeft de commissie-Samson haar werk goed gedaan?
‘Ik onderschrijf de conclusies maar het is jammer dat het onderzoek zich alleen richtte op kinderen die in de instellingen zelf misbruikt worden. Als extern deskundige weet ik dat kinderen die bij de jeugdhulpverlening aankloppen vaak al eerdere misbruikervaringen hebben en extra kwetsbaar zijn voor herhaling van seksueel misbruik. Jeugdhulpverleners hebben moeite om dat te onderkennen, waardoor de kans op herhaling nog eens toeneemt. De commissie-Samson heeft dat aspect niet onderzocht, en dus ook niet in haar advies verwerkt.’
Wat moet er veranderen in de jeugdzorg?
‘De commissie-Samson zei het al: de deskundigheid moet bevorderd worden. En dan vooral inzake herkenning van seksueel misbruik. In de ggz bestaan sinds de jaren tachtig al speciale trainingen voor het signaleren van seksueel misbruik, maar die moeten toegespitst worden op de jeugdhulpverlening. Die training moet met name gaan over het leren praten met en luisteren naar het kind zelf. De hbo-opleidingen kunnen daarvoor bijvoorbeeld putten uit de zeer praktisch gerichte mbo-3-opleiding Pedagogisch medewerker. Ook de bijscholing voor jeugdhulpverleners kan nog veel verbeteren.
Verder moet er direct al aan de poort beter gescreend worden. Het AMK (Algemeen meldpunt kindermishandeling) kan daar een veel grotere rol in nemen. Na melding van (een vermoeden van) kindermishandeling door artsen, buren of school wordt het vervolgtraject nu overgelaten aan de gezinsvoogd of casemanager. Maar die hebben er te weinig verstand van en het AMK heeft zelf de expertise in huis, bijvoorbeeld in de vorm van de vertrouwensartsen. Die zijn heel goed in staat om non-verbale en subtiele fysieke signalen te detecteren. Denk maar eens aan herhaaldelijke blaasontstekingen, die bij een kind niet zouden moeten voorkomen. Verder moeten meldingen, consulten en adviesvragen door het AMK allemaal geregistreerd worden op naam van het kind. Nu verdwijnen veel belangrijke aanwijzingen in het anonieme archief.
De rechtsbescherming van de dader botst bovendien met het belang en de veiligheid van het kind. Het kind is machteloos en kwetsbaar, en kind van de rekening. De juridische kaders lijken strak en men is soms bang voor de dader, maar er is voldoende ruimte om de belangen van kinderen te behartigen.’
Hoe kan de jeugdhulp seksueel misbruik beter herkennen?
‘De informatie waarmee het kind de jeugdhulpverlening binnenkomt, is vaak gebrekkig. Behandelplannen rammelen vaak omdat eerder seksueel misbruik slecht of niet benoemd is. Een misbruikt kind heeft niet geleerd seks en intimiteit van elkaar te onderscheiden en verwart troost zoeken met erotiserende gedragingen. In feite zoekt het alleen maar aandacht en liefde. Het is schrijnend dat jeugdhulpverleners hier onvoldoende in geschoold zijn. Dergelijk gedrag triggert namelijk herhaling van eerder misbruik.
Deze kinderen hebben ook vaak een onveilige gehechtheidstijl. Ze zijn het ene moment enorm aanhankelijk, het andere moment onhandelbaar. Daardoor lijkt hun gedrag op het borderlinesyndroom of kan het zich ook daadwerkelijk in die richting ontwikkelen. Dit gedrag is zeer moeilijk te hanteren, zelfs voor ervaren therapeuten en psychiaters.’
Wat zijn de valkuilen voor hulpverleners?
‘Jeugdhulpverleners willen graag hulpverlenen. Toch zijn zij verantwoordelijk voor 30 procent van het misbruik van jongeren binnen instellingen Daarvoor is geen excuus, maar misschien wel een verklaring. Seksueel misbruik is een glijdende schaal. Een residentiële instelling of een pleeggezin is een huiselijke omgeving waar kinderen soms een arm om zich heen nodig hebben. Het is voor hulpverleners moeilijk om de balans tussen afstand en nabijheid te hanteren: een thuis en geborgenheid geven en tegelijkertijd professionele afstand behouden is verdomd moeilijk. Dus de grens is sneller bereikt dan in de gewone wereld. Als je weet dat een kind seksueel misbruikt is, ben je voorzichtiger met je arm om hem heen slaan of even naar je toe trekken als het verdrietig is. Het kind heeft wel troost nodig, maar je bent voorzichtiger in je handelingen. Daarom is het zo belangrijk dat hulpverleners zich laten bijscholen. Ik kan het niet genoeg benadrukken: luister meer naar het kind zelf. Kijk aandachtig naar ze, communiceer met ze en leer hun signalen – op tijd – te herkennen. Beschadigde kinderen hebben recht op nieuwe kansen.’
Nawoord
'Het college voor zorgverzekeraars (CvZ), een overheidsorgaan dat de minister adviseert, heeft zojuist in haar conceptadvies geadviseerd om de hulp van seksueel misbruikte mensen niet langer te vergoeden. Dit vind ik onbegrijpelijk. Zeker omdat de commissie-Samson nog maar onlangs (oktober 2012) bij de overheid bedongen heeft dat de eigen bijdrage voor deze groep geen beletsel mag zijn voor hulp van de GGZ. Dat, als het advies van het CvZ definitief zou worden, dezelfde overheid die eerst niet in staat is gebleken ondertoezichtgestelde kinderen te beschermen tegen seksueel misbruik, nu mogelijk op het punt staat haar belofte aan haar burgers te breken en deze groep getraumatiseerde kinderen en volwassenen opnieuw in de steek te laten.'
Lees ook: Rus, C. Wat niet gezien en onbesproken blijft. Een ggz-commentaar op het rapport van de commissie-Samson. MGv, online only, 29-01-13.