Vliegende mier

Vliegende mier

Een vliegende mier:
dat is wie zij was,
een mier die in één hete zomer
haar vleugels verloor.

Nu kruipt zij al haar jaren door gangen
in bittere aarde, bijt zich hard door de tijd
om hem vruchtbaar te verstrijken,
worstelt met wonden die wijken,
probeert los te laten
dat zij kon vliegen.

Zo wonderlijk hoog en ver kon
zij zwieren als mierenkind
in haar mierendromen.
Zij hoefde alleen een aanloopje te nemen
haar armen uit te slaan en vloog op:

hoger en hoger tot in de wolken, want een
gewaarschuwd kind telt twee vleugels,
vliegt niet naar de zon, keert haar sprieten
bij kleine en kleingeworden grote mieren,
wil dicht in hun geuren blijven.

Maar ook al lijkt zij een koningin van stature
met alle werkmieren die haar dienen
en haar nest versieren,
ze is een werkster.
Ze werkt zo hard als zij haar hele vrije vliegende
bovengrondse leven nog niet heeft gedaan.
In donkerte zonder horizon
zonder rossig gloren.

Wie begrijpt waarlijk een koningin
zonder dit geweest te zijn?

Carla Rus, jan. 2016

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *