Veilig openbaar
naakt loopt hij:
naakt zonder hemd, zonder veters,
ziel onder zijn schaamte.
een vriend van de hangplek, een broer, een afgesneden moeder
zouden zomaar zijn ziel zonder boord kunnen zien, diep hier
door heen
kunnen raken. Dat deden zij in de jaren dat zijn haren
door kappers werden geknipt,
in dicht struikgewas en
sloten vol kroos.
hij zoekt in de straten altijd naar lantarenpalen,
ligt niet zoals anderen onder bruggen.
iedereen kent alleen zijn lompen,
zijn ziel verborgen
voor heen.