krassen
1.
je armen zo hoog met blauw geborduurde
pofmouwen weren af.
je schouders zo smal in scherpe schokjes
verstopt. wie kleedde je vanmorgen?
je ogen durven nauwelijks: fragiele
schimmen van bewegend riet.
je schuift onrustig op mijn stoel, je gouden
laarsjes raken de grond net niet,
je benen zo dun in rode maillots schommelen
driftig heen en weer:
wil je weg?
wees gerust: ik zal je niet aanraken,
voorlopig niet, je bent hier veilig.
dit zul je niet geloven, voorlopig niet.
2.
je vertrouwen fladderde met vleermuisvleugels weg,
je oren – gespitst op je koppie met staarten
en strikken gegroeid – horen honderd deuren kraken,
je mopsneus ruikt duizend gevaren,
als ik omzichtig wegkijk, laten jouw vergrootglazen
heimelijk mijn beeld ontploffen. ben ik
een reus met zevenmijlslaarzen,
een heks met waanzinnig lange nagels?
aan mijn muur hangt een schilderij
van een cypers katje,
jij ziet een tijger.
3.
je wilt wel tekenen:
je potlood schraapt scherp een middeleeuwse
burcht met puntige kantelen, muren zo dik en hoog
dat jij geen zonlicht ziet,
met grachten zo breed en diep
dat je niet kunt ontsnappen.
in die vesting wacht je kinderziel
ineengedoken op het onbetekenen.
je houdt van kleuren: geel, blauw, rood, paars,
groen in krassen naast en door elkaar,
dan, onverwacht een meteoriet: veel zwart,
zwart, zwart, zwart, je maakt je burcht inktzwart,
de grafieten punt breekt af, je rilt, ik mag je nog niet
troosten: geduld, geduld, geduld.
4.
je wilt je tekening verscheuren,
ik vraag of je de gom durft te gebruiken,
je kijkt me net iets langer aan,
ik vang een glimp van jou in mijn fijnste net:
zingende watervallen, dansende vlinders,
vogels die dichten tijdens hun vlucht:
jouw inktzwarte burcht
is een engelbewaarder die zindert.
je gumt en gumt en gumt of (omdat)
je leven ervan afhangt. je staat mij toe het vel
aan één kant met beide handen te fixeren.
jijzelf gebruikt hiervoor je linker en veegt
met je rechter knuist de muren vurig ver weg,
ongenadig.
de muren worden slanker zonder scheuren
van dun grijs. hier doorheen kan misschien wel
een zonnestraal je gebroken punt passeren.
5.
klaar! hardop voor het eerst.
ik vraag of je nog een keer terugkomt.
de roze strik die tijdens je noeste arbeid
losviel slingert op en neer.
je geeft me uit jezelf een klam handje,
de vleermuis houdt zijn adem in.