Eerste groet
Klokkende warmte in de klankschaal,
wie telt de slagen wie kent het uur?
Voeten als vliezen schoppen haar horizon
zoeken voltooiing.
Een bewogen hand beweegt haar sfeer,
ze drijft er heen, wacht de groet,
geeft de groet,
hoort verre tonen taal een vers.
Eeuwenoud maar telkens pril roert de aarde
raakt de hemel, siddert het uur de schaal
tot kanon, perst in zijn schootsgang
schollen breekbare schedel samen,
verfrommelt God als proef het gezicht.
Ze worstelt dit begin van leven, alle leven,
geen weg terug,
dit is haar weg.
Dra deeltjes licht de lucht laat dansen
knikt hard de slijmige schedel op haar Atlas,
draaien ogen zoeken rond
zonder mal of maat niet wetend wat,
schreeuwt haar adem het huis en zijn mensen
open, zweeft zij gevouwen als pakket
vettig en koud als vis door wijde ijlte
op gedempte klanken
geland.
De groet van de bekende hand
over haar broze schedelnaad komt
uit een ver zonnestelsel
nakend nabij.