Carla Rus in gesprek met de Meiden van Hallal
Televisieuitzending, NPS/AT5. Aflevering: feminisme, 2005.
Verzameling maatschappelijke en politieke stromingen of bewegingen die ongelijke (machts-) verhoudingen tussen vrouwen en mannen kritisch analyseren en vrouwenemancipatie nastreven.
Televisieuitzending, NPS/AT5. Aflevering: feminisme, 2005.
Televisie-interview met Carla Rus door Paul Jan van de Wint over de positie van vrouwen in de monotheïstische godsdiensten in de serie 'God bestaat niet', van de RVU
28-06-2005
Het conflict dat Hirsi Ali in haar film verbeeldt is niet typisch voor de islamitische wereld. Ook zwaar christelijke vaders misbruiken vrouwonvriendelijke teksten in de Bijbel als excuus voor hun daden. En verraad speelt een sleutelrol.
Carla Rus
In: Trouw, Podium, zaterdag 4 september 2004
VROUWENONDERDRUKKING
Ayaan Hirsi Ali heeft met haar samen met Theo van Gogh gemaakte film Submission weer een groot deel van de gelovige islamieten geshockeerd. Ook is het koren op de molen van die Nederlanders die de islam een achterlijke cultuur vinden.
Helaas betreft de shock vooral de vorm van de film en de heiligschennis van de islam, en niet de misstand die Hirsi Ali aan de kaak wil stellen dat islamitische vrouwen onder hun sluiers soms de littekens van (seksueel) geweld verbergen. Zij heeft voor het maken van de film gesproken met vrouwen die in een blijf-van-mijn-lijfhuis waren opgenomen. Uit een onderzoek van het Trimbos-instituut blijkt dat zestig procent van de bewoners van blijf-van-mijn-lijfhuizen allochtone vrouwen zijn. Een groot deel van hen is islamitisch. Toen ik in 1983 mijn werk als psychiater/traumatoloog startte, was dit percentage slechts tien procent. Verder blijkt dat de vrouwen steeds vaker zwaar zijn mishandeld of kampen met ernstige psychische problemen. Zo is het aantal zelfmoordpogingen bij allochtone meisjes gemiddeld vijf keer zo hoog als bij autochtone, en is het aantal geslaagde zelfmoorden twee keer zo hoog. De blijf-van-mijn-lijfhuizen blijken met een groot capaciteitsprobleem te kampen.
De film is tevens een aanklacht tegen de vrouwonvriendelijke teksten in de Koran. Die zetten volgens haar aan tot mishandeling. Het door Hirsi Ali's verbeelde conflict is echter niet typisch voor de islamitische wereld.
In de vijftien jaar dat ik als traumatoloog met geweldsslachtoffers heb gewerkt, betrof dit regelmatig de behandeling van meisjes en vrouwen uit een zwaar christelijk milieu. Ik weet dus hoe groot de worsteling van deze vrouwen kan zijn met God. Immers, de aardse vader die hen mishandelt, lijkt een monsterverbond te hebben met de hemelse vader, die deze mishandeling toestaat. Vanaf de kansel wordt gepredikt dat God liefde is en hen, indien zij hem eerbiedigen, beschermt. In de praktijk staat God toe, dat hun vader of een ander familielid, zijn wil met haar doet. Een schrijnend voorbeeld hiervan is een vader die voor het slapengaan van zijn dochters uit de Bijbel voorlas, terwijl hij tegelijkertijd met zijn hand onder de dekens zat.
Ook de Bijbel staat vol met vrouwonvriendelijke teksten en ook die worden soms als excuus gebruikt door mishandelende vaders. Zo wordt bij incest door de dader soms naar voren geschoven, dat Lot kinderen verwekte bij twee van zijn dochters, en dat de Bijbel hier geen woord aan vuil heeft gemaakt; sterker nog: God stond toe dat uit deze vader-dochterrelaties twee sterke volkeren groeiden.
Hoewel in de behandeling van deze slachtoffers zorgvuldig aandacht besteed moet worden aan die verstrengeling tussen godsdienst en mishandeling, moet er aan de andere kant ook voor worden gewaakt dat de focus op de afzijdige God niet als afleidingsmanoeuvre gaat dienen voor een ander schrijnend besef. Namelijk dat het meisje in de gewóne realiteit wordt mishandeld door iemand die eigenlijk zorg voor haar zou moeten dragen, en dat ze ook nog eens in de steek wordt gelaten met dit probleem. Het is soms minder moeilijk om de worsteling met de verre God aan te gaan, dan tot je door te laten dringen dat je niet werd beschermd door je moeder, tante, buurvrouw, etcetera.
Wat betreft moeder komt daar nog eens bij, dat als het meisje zich met haar gaat identificeren, ze verstrikt raakt in moeders verraad. Dit leidt tot zelfverraad en tot versterking van het schuld- en schaamtegevoel. Mishandelde en misbruikte kinderen zijn vaak nog zo loyaal ten opzichte van hun ouders, dat het voluit boos op hen worden of afstand van hen nemen, als hoogverraad wordt gevoeld. Dan plegen ze nog liever zelfverraad.
Naast overeenkomsten tussen de slachtoffers uit een zwaar christelijk milieu en die uit het islamitische milieu, zijn er ook verschillen. Zo worden islamitische vrouwen bij het naar buiten komen met hun trauma vaak beticht van het feit dat zij de 'eer' van de familie aantasten. Autochtone vrouwen worden vaak beticht van het feit dat ze de 'harmonie' van het gezin verstoren en er de reden van zijn dat de familie uit elkaar valt. Ook zijn er aanwijzingen dat de repercussies voor een islamitisch meisje groter zijn dan voor een christelijk meisje. Zo is eerwraak nieuw in onze samenleving.
Overigens komt seksueel geweld in gelijke mate in christelijke en niet-religieuze milieus voor. De vrouwonvriendelijke teksten uit de Bijbel geven de daders een excuus, maar zetten waarschijnlijk nooit rechtstreeks aan tot die misdaad. Wellicht geldt dit ook voor de koranteksten.
Misschien is het voor islamitisch Nederland gemakkelijker om te ageren tegen de vorm van de film, dan er écht bij stil te staan wat mishandeling voor vrouwen betekent. En wat betreft het autochtone deel van de bevolking: steken we de hand in eigen boezem.
Hirsi Ali is een waardige vaandeldrager van de derde feministische golf. Haar uitlatingen zijn heel wat milder dan van haar voorgangers uit de eerste en tweede golf. Zij heeft met haar spraakmakende verbeelding het verschrikkelijke drama van huiselijk geweld blootgelegd, dat altijd in het verborgene plaatsvindt.
Minister Maria van der Hoeve wil dat jongeren in het onderwijs met verschillende 'opvattingen' over evolutie in aanraking komen. Niet alleen met de evolutieleer van Darwin, maar ook met Intelligent Design (ID). Zij treedt hiermee in de voetsporen van Bush.
In: De Humanist, september 2006, Illustraties Anna Boterman
DE INTELLIGENT DESIGN-THEORIE
Anders dan de creationisten die de evolutieleer niet accepteren en zich louter beroepen op het scheppingsverhaal uit de bijbel, bestrijden de aanhangers van ID de evolutieleer niet volledig. ID gaat er echter vanuit dat bepaalde facetten van het leven zo ingewikkeld zijn, dat het ondenkbaar is dat deze uitslúitend door erfelijke variatie en natuurlijke selectie zijn ontstaan, zoals de evolutieleer zegt. ID ziet in de natuur een patroon en geen toeval, en postuleert om die reden dat er sprake is van ontwerp.
KANT EN DARWIN
Voor de Verlichting werd in het Westen de ontwikkeling van de wetenschap afgeremd door religie, waardoor mensen bijvoorbeeld gedwongen werden te blijven geloven dat de zon om de aarde draaide, terwijl allang was aangetoond dat het net andersom was. Het is de verdienste van de verlichtingsfilosoof Kant, dat er een scheiding werd aangebracht tussen religie en wetenschap. Hij stelde dat wetenschappelijke kennis is afgeleid van zintuiglijke waarnemingen die door de rede getoetst moeten kunnen worden. Wetenschap van de metafysica (het bovenzinnelijke) is niet mogelijk, omdat dit noch bewezen noch weerlegd kan worden. Dankzij zijn redenatie kreeg het bovenzinnelijke het domein van 'het geloof' toebedeeld en kreeg de wetenschap ruim baan in een eigen domein dat gebonden is aan tijd en ruimte. Hierdoor werd de diepe wens van de (religieuze) mens om alles in samenhang te begrijpen, gesust en verdrongen.
Eeuwenlang heeft dit subtiele verdringingsmechanisme gewerkt, maar aangemoedigd door de meer principiële islamieten en de conservatieve christenen uit Amerika, beginnen nu ook moderne christenen gevaarlijk aan de scheidsmuur te morrelen. Dit in weerwil van de wetenschap dat de islamitische wereld ooit zijn grote culturele en wetenschappelijke voorsprong op het Westen heeft verloren door voortgang in de wetenschap middels religie te bevriezen.
De theorie van Darwin voldoet aan wat Kant onder wetenschap verstaat. Diverse paleontologische vondsten en uitkomsten van biologische experimenten laten zich goed begrijpen met de evolutietheorie. Zo toonde het recente Human Genome Project aan, dat het merendeel van onze genen praktisch identiek is aan die van ratten en muizen. Dit is niet verbazingwekkend, want in de embryologie zien we dat jonge vruchten van gewervelde dieren, inclusief het menselijke embryo, nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn. Interessant in dit verband is ook, dat tijdens de ontwikkeling van een enkel mensje (ontogenese) de hele ontwikkeling tot mensheid (fylogenese) wordt overgedaan. Er zitten in ieder van ons als jonge embryo zelfs nog resten van kieuwbogen, die verraden dat wij ooit in de zee leefden.
Het bijzondere van de evolutieleer is wel, dat het geen theorie is waarmee je voorspellingen kunt doen die te toetsen zijn. De evolutie is nu eenmaal niet herhaalbaar.
FOSSIELEN DIE NOOIT LEVEND WAREN
Het creationisme interpreteert het scheppingsverhaal uit de bijbel alsof het om een natuurwetenschappelijke beschrijving gaat: het leven op aarde zou 6000 jaar geleden in letterlijk zes dagen tijd zijn ontstaan. Dit is echter in tegenspraak met het fossielenbestand, dat laat zien dat er reeds miljarden jaren leven op aarde is, waarbij er sprake is van een logische en voorspelbare opeenvolging van verschillende levensvormen. Het creationisme zegt echter dat de fossielen in één keer zijn ontstaan ten gevolge van de 'zondvloed' ten tijde van Noach. Het ontkent gemeenschappelijke voorouders van mensen en apen. De eerste man, Adam, zou geschapen zijn naar het evenbeeld van God, en de eerste vrouw, Eva, zou uit een rib van Adam zijn geschapen. Sinds mensenheugenis zijn wij echter zoogdieren, waarbij het levendbarend jong uit het vrouwtje wordt geboren. Ik heb het dan ook altijd een interessante vraag gevonden of in de visie van het creationisme Adam nu wel of niet een navel had. Een navel als rest van de navelstreng weerspreekt namelijk het idee dat Adam zonder tussenkomst van een vrouw is geschapen. Wanneer hij naar het evenbeeld van God met navel en al is geschapen, moet ook God een navel hebben. En als we de navel helemaal weglaten, is Adam niet de eerste mens.
‘HET SCHEPPINGSVERHAAL: EEN MOOIE MAAR VROUWONVRIENDELIJKE MYTHE’
De conclusie moet dan ook zijn, dat het scheppingsverhaal een mooie, enigszins vrouwonvriendelijke mythe is, verteld door mensen zonder natuurwetenschappelijke kennis, die probeerden een verklaringsmodel te zoeken voor wat zich aan grootse en overweldigene natuur aan hen voordeed.
Dit geldt voor veel van wat in de bijbel staat. Zo brengt het zoeken naar een verklaring voor ziekten en rampen, ons rechtstreeks bij het begrip 'zonde'. Rampen zonder een verklaringsmodel roepen namelijk veel angst op. Door deze als straf van God op te vatten, wordt die archaïsche angst benoemd en getraceerd. Vervolgens probeert men een verband te leggen tussen het eigen gedrag en de straf, en betitelt dit gedrag als zonde. Want een mens voelt zich kennelijk nog liever schuldig dan machteloos, en legt liever een schijnverband aan, dan dat er helemaal geen verband is. Daarna proberen de mensen God gunstig te stemmen om zo de loop der dingen te kunnen beïnvloeden. Zo kunnen rituelen zoals offeren en andere magische handelingen begrepen worden. Dit ten onrechte een verband tussen gebeurtenissen leggen en de magische beïnvloeding hiervan, wordt ook wel 'superstitious learning' genoemd (naar de leertheoreticus Skinner) en heeft blijkbaar eeuwenlang survival value gehad.
OORDEEL VAN DE NATUUR OVER ZICHZELF
In elke mythe zit ook een kern van waarheid. Zo zou je de zondeval in het paradijsverhaal op kunnen vatten als een metafoor voor de ontwikkeling van het fylogenetisch jongste deel van onze hersenen waarin zich de rede bevindt: de neocortex. Deze is tussen de 3 miljoen en 200.000 jaar geleden ontwikkeld. De zondeval vond plaats nadat Eva en Adam door de slang werden verleid tot het eten van vruchten van de boom der kennis van goed en kwaad, wat verboden was. Daarna ontdekten zij dat ze naakt waren en bedekten zij hun schaamdelen.
In de mythe wordt dus een link gelegd tussen de ontwikkeling van de rede die kan afwegen wat goed en kwaad is, en de bewustwording van onze primitieve instincten en de schaamte hiervoor. De rede beperkt zijn morele oordeel dus niet alleen tot metafysische onderwerpen, maar richt zich ook op de amorele natuur. Het gevolg van de jonge rede was niet alleen dat we bijna goddelijk werden, maar ook dat we onze kinderlijke onbevangenheid kwijtraakten, hier in de vorm van het verloren paradijs voorgesteld.
‘EEN MENS VOELT ZICH NOG LIEVER SCHULDIG DAN MACHTELOOS.’
Tot dan toe waren wij als de andere dieren: de oude hersendelen, het lymbische systeem, dat bij gevaar reageert met: vechten, vluchten, bevriezen of overgave, was samen met de hersenstam waar de primitieve instincten zijn gezeteld, puur op overleving gericht. De oude hersenen kennen geen twijfel, en er is sprake van directe actie-reactie. De neocortex heeft ons de mogelijkheid gegeven om dingen met onze rede tegen elkaar af te wegen, en ons schrijnend bewust te laten zijn van de twijfel die hierdoor kan worden opgeroepen. Verder faciliteert dit bewustzijn ons tot het nadenken over de zin van ons bestaan. Ook dit geeft een gevoel van onzekerheid. Zo komt het dat dezelfde neocortex die ons de rede schenkt en ons in staat stelt de wereld rationeel te benaderen, ons ook in een God laat geloven. Godsdienst geeft namelijk een stelsel met zekerheden waar men zich aan vast kan klampen.
IN DE ROOS
De aanhangers van ID gaan niet uit van het letterlijke scheppingsverhaal, maar kunnen ook niet accepteren dat de evolutie louter een toevalsproces is dat voortwoekert zonder vooropgezet doel. Zo zegt de Delftse hoogleraar Cees Dekker, nano-technoloog en mede-auteur van het Nederlandse boek over ID*, dat in de natuur dingen zijn gevonden die duiden op ontwerp. Daarbij denkt hij bijvoorbeeld aan de onderlinge afstemming van kosmische parameters zoals die van de zwaartekracht, het elektromagnetisme en de uitdijingsnelheid van het heelal, die allemaal precies zo uitvallen dat het heelal kon ontstaan. De kans hierop is volgens hem verwaarloosbaar klein. Zijn redenatie gaat echter alleen achteraf op, en slechts als déze uitkomst een samenhangend systeem oplevert. Dit doet denken aan de 'the sharpshooter's fallacy'. Hierbij schiet een schutter lukraak op een muur, waarna hij om de inslag van de kogel een schietschijf tekent. Dekker is dus een romanticus, maar fantasieloos wat betreft andere uitkomsten die tot een complex systeem hadden kunnen leiden, met ieder een even grote kans.
Een verklaring voor de onderlinge afstemming van kosmische parameters zou kunnen zijn, dat er een verband is tussen bepaalde zaken, dat nu nog niet wordt begrepen. Het is dan de taak van de wetenschap op deze vraag een antwoord te vinden en niet om deze af te dichten met het begrip God.
Dekker past zijn kansberekening ook toe op moleculaire processen in de cel, waarbij hij voorbijgaat aan het dynamische, zelforganiserend principe van de natuur. Deze laat zien dat enkele eenvoudige deeltjes door verschillende combinaties in kleine stapjes uit kunnen opgroeien tot complexe systemen. Zo is ons DNA opgebouwd uit slechts vier verschillende basen, die tot een oneindig aantal mogelijkheden leidt. In de biologie moet je dus niet lineair en mechanisch denken, maar circulair (terugkoppeling) en in termen van groei.
DE GULDE SNEDE
In de natuur zit zowel chaos als orde. Het is een toonbeeld van trial and error, van mislukte en geslaagde probeersels. Niet bepaald het werk van een almachtige schepper (hoewel deze redenering naar een negatief godsbewijs riekt en dus onwetenschappelijk is). Tegelijkertijd zitten er patronen in de natuur. Dat kan echter ook zonder ontwerper worden verklaard. Evolutie wordt immers niet alleen bepaald door toevallige genmutaties die de enorme verscheidenheid in de natuur verklaren, maar ook door de systematische, dwingende hand van de omgeving die 'bepaalt' wie overleeft. Verder zoekt de natuur altijd naar de meest efficiënte oplossing, waarbij met een zo simpel mogelijk model en gebruik van zo weinig mogelijk energie een maximaal effect bereikt wordt. De natuur zit daarom vol geometrie. Zo is de sneeuwvlok onder de microscoop een prachtige kristal vol symmetrische verhoudingen en is er in het lichaam sprake van vaste verhoudingen, die we in de wiskunde 'de gulden snede' noemen. Dat de mens, als onderdeel van die natuur, deze eenvoud ook nastreeft en waardeert, komt zowel in de wetenschap als de kunst tot uiting. Zo vinden wij het extra knap wanneer de kunstenaar slechts met één pennestreek het karakter van bijvoorbeeld een kind neer kan zetten, en wordt in de architectuur gebruikgemaakt van de gulden snede.
'RELIGIE IS EEN SYSTEEM OM ZELFBEDACHTE WAARHEDEN TE BESCHERMEN'
Natuurlijk zou het de moeite waard zijn om te onderzoeken of er misschien toch niet sprake is van een bewúst design. Maar met een schepper buiten je onderzoeksveld introduceer je bij voorbaat een grote onbekende in je theorie, die vanaf een afstand op niet te traceren wijze in elke molecuul zijn ontwerp implementeert. Dit is een ingewikkelde theorie die bovendien niet gefalsificeerd (weerlegd) kan worden. Want net als in de bouw, is het binnen wetenschappelijk onderzoek een voorwaarde om uit te proberen of je creatie bestand is tegen weerstand. Daarom schud je aan je pas gemetselde muurtje of theorie om te testen of deze het wel houdt. Ik denk echter dat geen enkele gelovige zijn best zal willen doen om aan zijn God te schudden, om te kijken of die hiertegen bestand is.
Alleen wanneer de aanhangers van ID het voor elkaar krijgen hypothesen te formuleren die toetsbaar zijn, kan deze theorie een wetenschappelijke status krijgen.
De verwondering voor de onuitputtelijke levens- en ontwikkelingsdrift van de natuur die tot vele ingenieuze biologische systemen heeft geleid, kunnen we met de ID-aanhangers delen. Maar de vraag naar het 'waarom' van de dingen is voorlopig alleen te beantwoorden met: omdat het kan.
WAARHEDEN BESCHERMEN
Wetenschap is een pad van onzekerheden en waarschijnlijkheden op zoek naar feiten en inzichten. Of, zoals Stephen Jay Gould zegt: "Het is een procedure voor het testen en verwerpen van hypothesen, niet een compendium van vaststaande kennis." Wetenschap is dus dynamisch. Religie is juist een zoektocht naar zekerheid en naar mystieke wijsheid die niet valt te bewijzen. Religie is dus een systeem om van tevoren vastgestelde waarheden te beschermen, en is in die zin juist statisch.
Zolang ID geen hypothesen levert die te toetsen zijn, hoort het niet thuis in de biologieles, maar in de les levensbeschouwingen. Een debat hierover kan echter bijdragen om mensen duidelijk te maken wat het verschil is tussen geloof en wetenschap.
Carla Rus, MD, psychiater en voormalig docent Rijksuniversiteit Limburg
*) Schitterend ongeluk of sporen van ontwerp? Over toeval en doelgerichtheid in de evolutie. Cees Dekker, Ronald Meester en René van Woudenberg (red). Kampen: Ten Have, 2005.
CDA leden te gezagsgetrouw
Door Carla Rus
In: Trouw, 14 februari 2004
Hoewel veel CDA bestuursleden, zowel op lokaal niveau als in de kamer, voor een ruimhartiger pardon van uitgeprocedeerde asielzoekers zijn, kiezen zij, als puntje bij paaltje komt, toch voor het standpunt van de regering. Zelfs de heer Lubbers, die, mede als voorzitter van de UNHCR, voor een ruimhartiger pardon is, geeft in een vraaggesprek met de heer Knevel aan, achter de minister te staan.
Aanstaande zaterdag is er een CDA congres en kan de achterban zich uitspreken en volgende week vindt er nog een telling in de kamer plaats en kunnen de individuele kamerleden nog hun mening geven. Het ligt echter in de verwachting dat op beide plekken CDA leden met een afwijkende mening, zullen buigen voor de minister.
Hoe komt het toch dat veel CDA leden zo gezagsgetrouw zijn? De C staat toch voor christelijk, en Christus was beslist niet gezagsgetrouw. Het hele nieuwe testament is doordrenkt van voorbeelden hiervan. Diverse malen had Jezus het aan de stok met de schriftgeleerden, die hij zelfs aanviel op hun 'wettisisme'. Hij koos tegen het gezag in voor de zieken, de armen en de mensen in nood, die aan zijn deur klopten. Hij luisterde naar de God van liefde en koos voor zijn naaste.
Waarom maken CDA'ers dan zo vaak een keuze tegen de naaste in en voor het gezag? Ik kan me niet onttrekken aan het idee, dat het beeld in het oude testament van een wraakzuchtige God hier iets mee te maken heeft. Immers, dit deel van de bijbel is doordrenkt van voorbeelden wat voor verschrikkelijks je kan overkomen wanneer je niet naar God luistert, ook al lijkt zijn oordeel nog zo onrechtvaardig.
Mijn gewetensvraag aan alle CDA leden die zaterdag en volgende week mogen stemmen, is: bent u nog steeds bang voor de wraakzuchtige God uit het oude testament, of durft u te kiezen voor de God van liefde uit het nieuwe testament?
Steeds meer Hollandse meiden bekeren zich tot de islam. Vaak niet onder invloed van een moslimvriendje, maar uit eigen beweging. Psychiater Carla Rus probeert het fenomeen te verklaren. Wat beweegt jonge vrouwen tot een overgave aan Allah? En wat zegt dat over onze maatschappij?
In: Opzij, september 2006 Beeld Heidi de Gier
Het aantal autochtone meiden dat zich tot de islam bekeert, neemt toe. Officiële cijfers zijn er niet, maar wie elk jaar de Nederlands-islamitische conferentie in de Al-Furqan-moskee in Eindhoven bezoekt, dé ontmoetingsplaats bij uitstek voor nieuwe moslima’s, zal dit onmiddellijk beamen. Voor iemand zoals ik, die zich eind jaren zestig als jonge vrouw heeft ontworsteld aan het gereformeerde geloof dat ook zoveel ge- en verboden kent, is dit in eerste instantie onbegrijpelijk. Welke jonge vrouw doet vrijwillig afstand van de rechten en vrijheden die mijn generatie vrouwen tijdens de tweede feministische golf met zoveel moeite heeft verworven?
We kunnen het fenomeen afdoen door die meiden te zien als beïnvloedbare pubers met een bevlieging, of als verraders van onze westerse cultuur. We kunnen hun gedrag ook als een spiegel opvatten. Wat vinden ze bij de islam dat in onze samenleving ontbreekt? Zijn ze op zoek naar de geborgenheid die in onze geïndividualiseerde en geseculariseerde maatschappij verloren dreigt te gaan? Zetten zij zich af tegen de oppervlakkige consumptiemaatschappij en tonen ze ons met hun ingetogen levensstijl dat het oude spreekwoord ‘ledigheid is des duivels oorkussen’ nog steeds geldig is? Of protesteren ze met hun zelfgekozen hijab (lang gewaad) en niqab (gezichtssluier) tegen de doorgeschoten vrije seksuele moraal waarin de vrouw vaak als lustobject wordt gezien?
Volgens cultuurpsycholoog Maerten Prins is de islam voor jongeren een religieuze concurrent van subculturen als gabber en gothic. Inderdaad heeft de islam een eigen stijl van kleding, jargon en boeken die aantrekkingskracht kan uitoefenen. Maar de ruim honderd bekeringsverhalen van autochtone jonge vrouwen op www.moslima.nl wijzen niet op een voorbijgaande trend, zoals bij de gabbercultuur. Daarvoor is de keus van deze jonge vrouwen veel te serieus: ze bekeren zich nooit in een opwelling en ze geven er veel voor op. Vaak willen ze zo graag laten zien dat het hun menens is dat ze orthodoxer zijn dan meisjes die in een islamitisch gezin zijn opgegroeid. Ze dragen een sluier en zien eruit als nonnen. En hun verlangen tot overgave aan Allah doet denken aan de motieven waarmee jonge vrouwen vroeger uit eigen beweging het klooster in gingen. Ook de non belooft omwille van het Koninkrijk Gods gehoorzaamheid en zuiverheid, en wil via afzondering, gebed en ascese – het beperken van geestelijke en lichamelijke genietingen – tot geestelijke groei komen.
Naast overgave, dat je als een innerlijk proces kunt omschrijven, is er ook sprake van onderwerping aan een systeem van rituelen en ge- en verboden. Een systeem dat net als in de katholieke Kerk grotendeels door mannen wordt gedomineerd. Behalve dat het eigen ego terzijde wordt geschoven ten behoeve van het Koninkrijk Gods, wordt het ego dus ook ondergeschikt gemaakt aan het Koninkrijk van de Man. Zo moest zuster Maymuna van de Amsterdamse Badar-moskee lijdzaam accepteren dat zij met een groep vrouwen door het mannelijke moskeebestuur buiten de moskeedeur werd gezet omdat ze een ongehuwde, zwangere vrouw hielpen.
Net als in de katholieke Kerk worden in de moskee rituelen en spreuken gebezigd in een voor de meeste mensen niet te begrijpen taal: het Arabisch. Tot voor kort werd ook de katholieke mis in het Latijn gehouden en rituele spreuken worden nog steeds in deze taal uitgesproken. De geloofsachtergrond van de islamitisch geworden Hollandse meisjes is opvallend vaak ‘verwaterd’ katholiek. Vaak hebben ze kritiek op het feit dat hun (groot)ouders dat geloof zo weinig principieel uitoefenen. Ook in de bijbel staat immers het ritueel van vasten, offeren, besnijdenis en verbod op varkensvlees beschreven. Jongeren zijn vaak allergisch voor hypocrisie, zodat dit mogelijk meespeelt in de afweging om niet opnieuw voor het christendom te kiezen.
Pubers en adolescenten zijn op zoek naar hun eigen identiteit en willen grenzen verleggen: nieuwsgierigheid naar iets totaal nieuws zal dus zeker ook een rol spelen. Soms beluister ik in de verhalen een identiteitscrisis, waarbij houvast gevonden wordt in de vele leefregels van de islam. Meestal stuit de zoektocht naar een eigen identiteit bijna toevallig op de islam: via een moslimman waarmee de jonge vrouw een relatie heeft of via een groep islamitische vriendinnen waar ze graag bij wil horen.
Zo’n club meisjes heeft het vaak erg gezellig. Ze wisselen giechelgedrag af met extatische momenten, zodat zich aan mij de vergelijking met een fanclub opdringt: een fanclub van Mohammed. De clubleden zijn – zoals in elke exclusieve, besloten vereniging – onderhevig aan conformeringsmechanismen, hoewel ze onderling opvallend tolerant zijn wat betreft de verschillende stadia van geloofsaanvaarding. Meisjes met een burqa zitten stevig gearmd met modern geklede meisjes: de solidariteit is groot. Maar uiteindelijk is het doel toch het doen van de shahada (geloofsgetuigenis). Je hoeft hiervoor slechts één zin in het Arabisch uit te spreken: ‘Ik getuig dat er geen god buiten Allah is en dat Mohammed zijn boodschapper is.’ Bij voorkeur in aanwezigheid van moslims. De getuigenis moet met de juiste intentie worden uitgesproken: haar alleen afleggen vanwege een partner is onvoldoende. Omdat geboren moslims van jongs af aan meerdere malen per dag de shahada in hun gebeden opzeggen, hoeven zij geen aparte getuigenis af te leggen.
Hoe komen deze meiden in godsnaam zo jong aan een verlangen naar een leven na de dood? Is onze huidige maatschappij voor hen inderdaad zo’n tranendal?
Na de shahada vindt er geleidelijk een identiteitswisseling plaats, wat zich onder andere uit in het aannemen van een nieuwe, islamitische naam. Ook getroost het meisje zich veel moeite om Arabische gebeden te leren uitspreken en om teksten, zoals het uitgeschreven bekeringsverhaal, te doorspekken met fonetisch geschreven Arabische spreuken. Het is een soort omgekeerde msn-taal: niet versimpeld maar juist met veel omhaal van woorden, uiterst beleefd en vooral vol nederige eerbied ten opzichte van Allah en zijn profeet. Voor mij als ex-gereformeerde, die zich heeft ontworsteld aan een externe autoriteit en op haar eigen autoriteit heeft leren vertrouwen, is dat schokkend om te lezen. Eigenlijk zeggen deze vrouwen dat ze zonder religieuze leider geen raad met het leven weten en dat zij zichzelf onvoldoende vertrouwen op het gebied van de moraal. Zou de Amerikaanse feministe Elizabeth Debold dan toch gelijk hebben dat er in de derde feministische golf meer ruimte moet komen voor spiritualiteit? Veel vrouwen hebben blijkbaar een ‘gen voor geloof’ en als je dat negeert, loop je het risico dat je een deel van hen kwijtraakt.
Wat ten slotte bij alle meiden terugkomt, is het verlangen naar het paradijs. Om hierin een plekje te verwerven, moeten ze tijdens het aardse leven een eerbare en goede vrouw zijn, die veel voor anderen overheeft. Hoe komen deze meiden in godsnaam zo jong aan een verlangen naar een leven na de dood? Is onze huidige maatschappij voor hen inderdaad zo’n tranendal? Dat meiden het tegenwoordig moeilijk hebben, zien we aan het hoge aantal suïcidepogingen. Het aantal zelfdodingen onder jongeren is tweeënhalf keer zo hoog als in de jaren vijftig. Het aantal suïcidepogingen is een veelvoud hiervan en gebeurt twee keer zo vaak door meisjes als door jongens. Daarnaast blijkt uit recent onderzoek dat één op de veertien meisjes zichzelf soms beschadigt, drie keer zo vaak als jongens. Naast gebrek aan geborgenheid in de samenleving kan het permanent opvoeren van de jonge vrouw als consumptieproduct en lustobject hieraan debet zijn. Dit knabbelt immers voortdurend aan haar waardigheid en roept existentiële leegte op. De bekeringen wijzen er in ieder geval op dat sommige jonge vrouwen hun waardigheid en de zin van hun leven niet langer in onze westerse samenleving zoeken, maar op exotische plekken.
Ten strijde trekken tegen de islamitisch geworden Hollandse meiden heeft geen zin; de geschiedenis van het christendom leert ons dat geloof juist tegen de verdrukking in groeit. Ze zullen teruggelokt moeten worden via goede voorbeelden: vrouwen met eigenwaarde die vanuit innerlijke beschaving anderen helpen zonder er een beloning voor terug te verwachten – ook niet achteraf in het paradijs.
Door Carla Rus
In: de Humanist, juni 2007
Als je immigranten in Nederland over geluk spreekt hoor je dikwijls over de mooie herinneringen aan hun geboorteland. Het geluk in hun nieuwe vaderland komt vaak pas jaren na hun aankomst in beeld. De kunst van het geluk voor Amina, een eerste generatie migrante uit Marokko, en haar 27-jarige dochter Salima.
Moeder Amina is een stevige, kaarsrechte vrouw van vijftig jaar met mooie, groene ogen die dwars door je heen lijken te kijken. Ze draagt een zwarte hoofddoek, die ze binnen afdoet, en een lange zwarte japon met daarop kleurige, lichtgevende vlinders geborduurd. Dochter Salima is een tengere vrouw zonder hoofddoek, die nonchalant gekleed is in een Hollandse coltrui en lange broek. Moeder en dochter hebben voor mij een tere, zalmkleurige roos meegenomen. Amina is geboren in Beni Sidel, een stadje in het Rifgebergte, en opgegroeid in Chaouen. Zij is op 21-jarige leeftijd naar Nederland gekomen. Haar man werkte toen al een tijdje in Nederland, zwaar werk in een boomkwekerij. Maar het verdiende goed.
Heb je wel eens heimwee naar Marokko?
“Ik denk vaak terug aan vroeger toen ik nog een kind was. Ik voelde mij vrij in Chaouen en speelde zowel met Berber-kinderen als met Arabische. Het leek er een paradijs op aarde: Olijfbomen, bergen, een bron, watervallen, beekjes, windhonden, bijna-wilde katten, granaatappelbomen, vijgenbomen, de geur van brandend hout, ezels, paarden, koeien, kersenbomen waar ik zo de kersen uit kon plukken.... Met zoveel mooie natuur om je heen heb je maar weinig nodig om je gelukkig te voelen.”
‘Mijn beste vriendinnen zijn Hollands, zij helpen me als ik het moeilijk heb’
Dochter Salima vult aan, want ze kent dit gebied van haar vakanties: “En het grootste schouwspel begint als de zon ondergaat. Vanuit het niets verschijnen de miljarden sterren, ik herinner me dat ik als kind van zeven naar die sterren keek, ik voelde me zo nietig en ontroerd.”
Zouden jullie dan niet liever terug willen naar Marokko?
Amina: “Ik voel me hier thuis. De mensen zijn heel vriendelijk voor me. Mijn beste vriendinnen zijn Hollands, zij helpen mij wanneer ik het moeilijk heb. Ik heb bij de thuiszorg jaren achtereen bij dezelfde mensen gewerkt. Ik heb voor hen ook een grasmaaier en een wasmachine gerepareerd zonder kosten. Het doet mij goed iets voor mensen te betekenen.
Maar de voornaamste reden dat ik hier wil blijven is dat hier mijn vijf kinderen zijn geboren. Zij voelen zich Nederlanders. Hier ligt hun toekomst en geluk.”
Salima: “Ik ben vergroeid met de wilgen, de woeste westenwind en de fiets. Toen ik voor het eerst het Van Gogh Museum betrad, had ik het gevoel dat ik op heilige grond stond.”
Er wordt gezegd dat de laatste jaren het wij-zijgevoel is versterkt. Staat dat jullie levensgeluk niet in de weg?
Amina: “Nee.”
Salima: “Mijn moeder leest geen kranten. Zelf heb ik er persoonlijk ook niet zo’n last van, maar één keer liep ik samen op met een vriendin die in die tijd een gezichtssluier droeg. De opmerkingen onderweg waren vreselijk. Terwijl het zo’n lieve vrouw is. Ik vroeg een keer waarom ze die droeg. Ze zei dat ze zich, geïnspireerd door het soefisme, een vreemdeling hier op aarde voelt. Ze wilde dit ook uitdragen.”
Komt dit motief om een hoofddoek of sluier te dragen vaker voor?
“De eerste generatie hoofddoekjes komt vaak voort uit traditie, omdat het van de ouders moet. De tweede generatie hoofddoekjes is een bewuste keuze: vrouwen willen laten zien wat hun wortels zijn. Of zij willen zich meer afzonderen van de buitenwereld om zich beter naar binnen te kunnen keren en dichterbij het spirituele geluk te komen. De derde generatie hoofddoekjes komt vaak voort uit mode. De hoofddoek is ‘in’ onder veel moslima”s. Je kunt deze dan ook in de prachtigste kleuren krijgen.”
‘Mijn kinderen voelen zich Nederlanders. Hier ligt hun toekomst en geluk’
Waarom draag jij er geen?
“Ik draag er alleen een, wanneer mijn gevoel dat ingeeft. Ik ben een zoeker. Ik weet de dingen nog niet zo zeker in het leven. Het afwisselend wel en niet dragen van de hoofddoek is daar een uitdrukking van. Mijn zus Hayat draagt helemaal geen hoofddoek. Die vindt hem niet lekker zitten en voelt zich zonder ook een goede moslim. Bovendien wil ze niet teveel aandacht van de andere sekse (lacht). Een hoofddoek betekent namelijk ook, dat je openstaat voor een islamitische huwelijk. “
Amina, je zegt dat je het af en toe erg moeilijk in je leven hebt gehad.
“De eerste keer was nog in Marokko. Daar verloor ik mijn eerste kind, een achtmaands kindje. Ik was zo verdrietig en zo boos, alles was zwart. Toen verscheen er in mijn droom de vroegere Sharif van ons dorp. Een Sharif is een heilige: iemand die boven de partijen staat en aan ieder die het wil raad geeft. Elk dorp of stadje heeft zo’n heilige. De Sharif die in mijn droom verscheen is al overleden, vele mensen bezoeken dagelijks zijn graftombe. Als je ziek bent en je raakt zijn tombe aan, kun je soms genezen. In mijn droom verscheen deze Sharif voor mij en sprak mij moed in. Toen ik wakker werd, was al het zwarte weg en kon ik weer door. God had mij kracht gegeven.”
En welke moeilijkheden ondervond je in Nederland?
“Ik had een moeilijke man die agressief kon worden wanneer hij gedronken had. Hij gaf meer om zijn vrienden dan om zijn gezin. Ik ben nog met hem getrouwd, maar hij is gelukkig al drie jaar niet meer thuis geweest. Hij leeft bij zijn veel jongere tweede vrouw in Duitsland.”
Heeft hij je wel eens geslagen?
“Hij probeerde het wel. Maar ik was te sterk voor hem. Wanneer hij de kinderen wilde slaan, ging ik er altijd tussenin staan.”
Mishandeling komt bij moslima”s relatief veel voor. Hoe komt dit volgens jullie?
Salima: “Niet door de islam. Het komt door een patriarchale cultuur.”
Amina fel: “Als mijn man een goede moslim was geweest, dronk hij geen alcohol en was hij nooit agressief geworden. Een goede moslim verzorgt zijn vrouw en kinderen goed. Nu moest ik alles doen: werken voor het geld en de kinderen opvoeden. Toen ik nog geen Nederlands kon, heb ik mijn kinderen zelf naar school gebracht, ging alleen naar ouderavonden, heb Salima naar een andere school gedaan toen de leerkracht niet zag wat er in het kind zat. Mijn oudste vier kinderen, twee meisjes en twee jongens, zitten allemaal op de universiteit. Mijn jongste zoon is mijn zorg. Hij houdt meer van zijn vrienden dan van zijn moeder. Hij zit op het mbo, maar wil niet leren. Laatst moest hij van school af. Ik ben er naar toe gegaan en heb gezegd: ‘Moet hij dan op straat belanden?!’ Nu mag hij voorlopig blijven.”
‘Ik ben vergroeid met de wilgen, de woeste westenwind en de fiets’
Mis je je man hier ook af en toe niet bij?
“Ik mis een goéde man. Maar als ik het moeilijk heb, bid ik tot God. Dan krijg ik kracht.”
Salima: “Ik ben blij dat mijn vader weg is. Hij was ons alleen tot last. Nu heb ik de kans gekregen de kracht van mijn moeder te zien. Zij is mijn grote voorbeeld. Door haar ben ik feministisch geworden.”
Maar de islam kent ook allerlei ge- en verboden, veel regels.
Salima: “Het gaat niet primair om de regels. Denk aan Jezus, die viel ook de schriftgeleerden aan vanwege hun wetticisme. Religie heeft in mijn beeld als doel dat je mag worden zoals je bedoeld bent: dat je volledig jezelf wordt. Je bent een bloem in een knop, alles zit er al in, er zijn alleen de juiste voorwaarden nodig om hem tot bloei te laten komen.”
In: NRC, Brieven, 29-05-2006
In een toespraak voor de Society of International Development, waarvan deze krant op 2 mei een bekorte versie publiceerde, betoogde moslimtheologe Riffat Hassan dat westerlingen het islamitische begrip Jihad en de in de koran beschreven vrouwenrechten misverstaan. Hassan verklaart dit misverstand uit het feit dat westerlingen hun eigen anti-islamgeschiedenis niet meer kennen en dat de negatieve beelden voortkomen uit het collectief onderbewustzijn.
De anti-islamhouding van westerlingen gaat echter niet zo diep. De thora noch de bijbel bevatten anti-islamteksten, aangezien de islam pas later ontstond. De koran bevat daarentegen veel anti-christelijk en anti-joodse teksten, omdat de islam zich als jongste godsdienst moest afgrenzen. Het 'misverstand' moet dan ook veel dichterbij worden gezocht.
Volgens de Pakistaanse theologe Ghazala Anwar geloven de meeste moslims dat de koran letterlijk het woord van Allah is. Dit geldt dus ook voor de agressieve en vrouwonvriendelijke teksten. Dit probleem lossen liberale moslims als Hassan op door eenvoudigweg te ontkénnen dat ze er in staan.
Het is geen kwestie van interpretatie, zoals Hassan beweert. Veel teksten kunnen maar op één manier opgevat worden. Ze loopt daarom om die teksten heen en gaat naarstig op zoek naar vrouwvriendelijke teksten. Zolang Hassan echter de confrontatie met haar legalistische mannelijke collega' s niet aandurft, zullen niet moslims met meerdere opvattingen te maken blijven hebben.
Carla Rus
Veel moslima’s, ook hoogopgeleide, willen graag het zelfbeeld overeind houden dat ze een vrouwvriendelijke en vredelievende godsdienst hebben.
In: Trouw, - Podium, maandag 22 mei 2006
Sommigen twijfelen hardop aan de erfenis van Ayaan Hirsi Ali. Ik ken als psychiater echter niemand die zoveel voor getraumatiseerde moslima’s heeft gedaan.
Niet alleen zijn de blijf-van-mijn-lijfhuizen nu beter beveiligd en staan eerwraak en vrouwenbesnijdenis hoog op de agenda, ook durven hulpverleners nu eerder dan vroeger het thema (seksueel) geweld aan te snijden bij hun islamitische cliënten. Niet dat het Hirsi Ali door de moslima’s zelf altijd in dank wordt afgenomen. Want velen willen het zelfbeeld overeind houden dat ze een vrouwvriendelijke en vredelievende godsdienst hebben.
Dat dit zelfbedrog tot in de hoogste gelederen voorkomt, blijkt uit de recente toespraak van hoogleraar moslimtheologie Riffat Hassan in Amsterdam. Volgens haar is de islam juist zeer vrouwvriendelijk en zijn het de westerlingen die de in de Koran beschreven vrouwenrechten misverstaan. Het feit dat er wel degelijk vrouwonvriendelijke teksten in de Koran staan die door sommige legalistische moslims worden misbruikt, lost Hassan op door te ontkennen dat deze teksten erin staan. Zolang Hassan de confrontatie met haar legalistische mannelijke collega’s niet aandurft, zal dit zelfbedrog tot diep in de behandelkamers van therapeuten blijven doordringen. Het verweer dat misstanden in de islamitische gemeenschap niet door de islam maar door de cultuur komen, gaat slechts gedeeltelijk op. Zolang moslims de Koran letterlijk als het woord van Allah blijven opvatten, zullen cultuur en godsdienst onontwarbaar met elkaar verweven blijven.
Daarom is Ayaan Hirsi Ali zo belangrijk voor Nederland: zij doet niet mee met het in slaap sussen, maar schudt ons voortdurend pijnlijk wakker.
Carla Rus
Veel moslima's zijn te getraumatiseerd om te kiezen voor de rechte weg van Hirsi Ali of Meulenbelts dubbelspoor, betoogt Carla Rus.
In: Volkskrant, 17-9-2004
In de Volkskrant van 11 september schrijft Anja Meulenbelt dat Hirsi Ali een leidster zonder volk is. Zij bedoelt hiermee dat Hirsi Ali's aanhang voornamelijk uit Nederlandse autochtonen zou bestaan, en niet uit allochtonen. Ik betwijfel dat op grond van mijn ervaring als psychiater/traumatoloog met allochtone vrouwen.
Meulenbelt schrijft dat zij heeft samengewerkt met vrouwen met een moslimachtergrond die erin geslaagd zijn hun eigen emancipatie niet ten koste te laten gaan van de banden met hun gemeenschap. Ik ben het met Meulenbelt eens dat deze vrouwen een voorbeeld van integratie zijn voor hun achterban, en zo een brug kunnen slaan tussen voorlopers en achterblijvers in de emancipatie. Het zijn vrouwen met een sterke persoonlijkheid die in staat zijn te schipperen en diplomatiek te opereren. Maar Meulenbelt vergeet dat er een grote groep allochtone vrouwen is die onvoldoende van de rol van de voortrekkers profiteert. Deze vrouwen probéren wel te integreren en te voldoen aan de eisen van de Nederlandse samenleving, maar zijn met handen en voeten gebonden aan het gezin van herkomst. Zij kunnen deze spagaat niet verdragen en ontwikkelen tal van lichamelijke en geestelijke klachten.
Uit een onderzoek van het Trimbos instituut blijkt dat 60 procent van de mensen die in een Blijf-van-mijn-lijf-huis opgenomen zijn, allochtone vrouwen zijn. Een groot deel hiervan is islamitisch. Toen ik in 1983 mijn werk als traumatoloog begon, was dit percentage slechts 10 procent. Verder blijkt dat de vrouwen steeds vaker zwaar zijn mishandeld of kampen met ernstige psychische problemen. Zo is het aantal zelfmoordpogingen bij allochtone meisjes gemiddeld vijf keer zo hoog als bij autochtone, en is het aantal geslaagde zelfmoorden twee keer zo hoog. De Blijf-van-mijn-lijfhuizen blijken met een groot capaciteitsprobleem te kampen. Diegenen die daar niet terechtkunnen, komen in crisiscentra en de psychiatrie terecht. Ook daar is men, ondanks interculturele projecten en bijscholingsprogramma's, vaak niet voldoende geoutilleerd om deze problematiek – die nogal eens met een tolk erbij behandeld moet worden – het hoofd te bieden.
Geweld tegen moslima zakt weg in poldermodder
Deze vrouwen zitten vaak in een isolement en kunnen door het ravijn dat tussen hen en de geïntegreerde moslima's gaapt, onvoldoende van hun ervaringen profiteren. Zij durven, wanneer ze zich door Hirsi Ali's boodschap gesteund voelen, dit niet eens hardop te zeggen. Soms kunnen ze geen enkele boodschap meer tot zich door laten dringen en zitten verdoofd voor zich uit te staren.
Meulenbelt schrijft dat de strategie die zijzelf tijdens de tweede feministische golf gebruikte, een andere was dan die van Hirsi Ali. Ik zie dat verschil eigenlijk niet zo. Ook Meulenbelt choqueerde de goegemeente met haar boek De schaamte voorbij. Nu ze oud en wijs en lid van de Eerste Kamer is geworden, hanteert ze natuurlijk andere strategieën, maar ooit had ook zij wilde haren. De toon in haar artikel doet mij eerlijk gezegd een beetje denken aan de klaagzang van ouderen over de 'jeugd van tegenwoordig', alsof ze zijn vergeten dat ze zelf ook ooit jong waren. Haar kritiek dat Hirsi Ali te rechtlijnig is en maar één strategie aanbiedt, is misschien wel waar, maar wat is er op tegen om haar die feedback te geven en tegelijkertijd achter haar te staan in haar strijd tegen vrouwenmishandeling?
Hoeveel kritiek je ook op de vorm van de film Submission kunt hebben, met deze verbeelding heeft Hirsi Ali een tipje van de sluier opgelicht van het verschrikkelijke drama van huiselijk geweld, dat altijd in het verborgene plaatsvindt. En ook al zou ze hier vooral autochtone Nederlanders mee wakker hebben geschud, dat is toch ook belangrijk? (Seksueel) geweld tegen moslima's dreigt anders weg te zakken in de modder van de blinde polder. Solidariteit tussen autochtone en allochtone vrouwen behoort naar mijn idee een wezenlijk onderdeel te zijn van de derde feministische golf. Wanneer Meulenbelt de stap zou zetten om haar collega te gaan steunen en tegelijkertijd de goed geïntegreerde moslima's te vriend te houden, zal ze in het klein kunnen ervaren, wat het is om in een spagaat te leven.
Alleen met geduld kun je van moslima's feministes maken, betoogt psychiater en traumatologe Carla Rus
In: Het Parool, Meningen, 22 november 2004
In 1913 pleegden suffragettes tijdens de eerste feministische golf in Engeland 22 aanslagen in één maand. Zij staken onder andere een kerk en verscheidene scholen in brand. Ze vochten voor gelijke rechten voor vrouwen, en dan vooral het kiesrecht Nu vraagt tijdens de derde feministische golf Ayaan Hirsi Ali op een daarmee vergeleken beschaafde manier aandacht voor vrouwenonderdrukking, en als reactie hierop vuurt een man zijn pistool af en steken anderen moskeeën en kerken in brand. Aan de vrouw de opdracht het hoofd koel te houden, en tegelijkertijd het vuur van de emancipatie brandende te houden.
Maar voor wie? Wíllen moslima's wel emanciperen? Of doen ze het op een manier die wij niet kunnen volgen? Een groot aantal geeft Hirsi Ali er de schuld van dat Nederland in brand staat. Andere zwijgen. Slechts weinige belijden hun steun hardop.
Als Hirsi Ali in gesprek met mishandelde vrouwen in een blijf-van-mijn-lijfhuis suggereert dat sommige teksten in de koran misschien aanzetten tot vrouwenmishandeling, raken de vrouwen in vuur en vlam. Hun afwijzing is onmiddellijk en fel en ze ontkennen ten stelligste dat deze teksten in de koran staan.
Als ik als psychotherapeute het idee heb dat de klachten van een cliënte wel eens te maken kunnen hebben met een gegeven uit haar persoonlijke geschiedenis, kan ik dit de cliënte voorleggen. De cliënte kan beamen of ontkennen. De ontkenning kan rustig worden overwogen, of fel en zonder nadenken volgen. In het laatste geval is er een kans dat ik raak zit, maar dat mijn interventie te vroeg komt. Ik moet dan nog een tijd om de hete brij heen dansen, vertrouwen winnen en voorzichtig aftasten wanneer de cliënte eraan toe is. Dit kan een lang proces zijn.
Nu is Hirsi Ali geen psychotherapeute, en in haar strategie zelfs geen Tweede-Kamerlid. Ze is meer een activiste die te vergelijken is met de feministes uit de eerste en tweede golf. Toch dringt zich de vraag op of haar strategie niet een brug te ver is geweest.
Ik weet het niet. De zachte aanpak van voorheen heeft namelijk onvoldoende zoden aan de dijk gezet. Niet alleen is het percentage allochtone vrouwen met een grotendeels islamitische achtergrond in de blijf-van-mijn-lijfhuizen tot zestig gestegen, ook zijn hun mishandelingen en psychiatrische klachten steeds ernstiger geworden. Het lijkt er bijna op dat de zachte aandrang van goed geïntegreerde moslima's op hun zusters om te emanciperen, op een nóg heftiger verzet van de mannen stuit.
Maar wat dán? In het geval van mijn cliënte heeft ze niet alleen klachten, maar is ze ook gemotiveerd om te veranderen. En in dit geval gaat het om vrouwen die weliswaar worden mishandeld en ernstige klachten hebben, maar kennelijk niet naar de legitimatie van hun mishandelingen durven te kijken.
Volgens de Pakistaanse theologe Ghazala Anwar geloven bijna alle moslims dat de koran letterlijk het woord van God is. In diezelfde koran staat in hoofdstuk 4 vers 34 dat een man zijn vrouw mag slaan, als zij hem ongehoorzaam is. Een enkel pak slaag nemen de vrouwen dus voor lief. Soms voelt vertrouwde onderdrukking immers veiliger dan onbekende vrijheid? Maar als de eerste slag is toegestaan, is de tweede - hardere - slag een stuk dichterbij gekomen. Pas dan protesteren sommige vrouwen en vluchten ze zelfs, maar een verband met de koran blijft een heilig taboe.
Inzicht kun je niet afdwingen. Ook vind ik dat wij als buitenstaanders anderen eigenlijk niet over hun geloof mogen lastigvallen. Maar verhalen en beelden gaan in hoofden van mensen zitten, ook de beelden die de islam over mannen en vrouwen verspreidt. Moslimjongens nemen deze beelden mee de Nederlandse straat op. Daar krijgen wij er ook mee te maken.
De recente gebeurtenissen tonen aan dat het een brandende kwestie is, die wat veiligheid betreft niet met voorzichtige psychotherapeutische interventies kan worden geblust. Maar de dialoog met de ruim negenhonderdduizend moslims is een ander verhaal. In de film Submission van Theo van Gogh en Hirsi Ali wordt de boodschap dat veel islamitische vrouwen worden mishandeld, openleggend en confronterend gebracht, in de veronderstelling dat de kijker dit aan kon. Maar de schok dat in de film koranteksten op een onréin vrouwenlichaam zijn gekalligrafeerd, liet de boodschap dat ditzelfde lichaam wel goed genoeg is om mishandeld worden, niet binnenkomen.
Kennelijk hebben we geen andere keus dan kalm aan te doen, opdat het lijntje niet breekt. Om rustig maar bij herhaling te berde te brengen dat in de koran weliswaar de man is uitverkoren boven de vrouw, maar dat onze maatschappij man en vrouw gelijke rechten geeft. Laten de moslima's beseffen dat hun zusters uit de tweede feministische golf vol liefde staan te trappelen om het olympische vuur van de emancipatie aan hen over te dragen.
Door Carla Rus
In: Trouw, 27 april 2007
In feminismeland heerst crisis. Aan de ene kant heb je feministen - opvallend vaak kinderloos - die de in deeltijdwerkende vrouwen - vaak met kinderen - badinerend keuzefeministen noemen. Zo deed onlangs Sharon Dijkstra van de PvdA het voorstel om de studiefinanciering van hoogopgeleide vrouwen die zich onvoldoende op de arbeidsmarkt begeven, terug te vorderen. Ook in het recent verschenen boek van Heleen Mees met als titel 'Weg met het deeltijdfeminisme' wordt de deeltijders verweten dat hun luxe gedrag jaarlijks tot grote economische schade leidt.Aan de andere kant heb je feministen als Christin Brinkgreve die in het boek 'Wie wil er nog moeder worden' opkomt voor de rol van de moeder.
Veel vrouwen delen de visie dat op de arbeidsmarkt de gender gap op de arbeidsmarkt hoognodig gedicht moet worden. Tegelijkertijd stoort het steeds meer moeders dat in discussies hierover de kinderen volledig zoek zijn. Kinderen komen in het verhaal wel voor, maar alleen als obstakels op de weg van de fulltime werkende moeder. Obstakels die netjes opgeruimd kunnen worden middels afschaffing van de kostwinnersfaciliteiten en uitbreiding van de professionele kinderopvang. Er wordt slechts met een economische bril gekeken en voorbijgegaan aan de noodzaak dat ouders voldoende tijd en aandacht aan hun kinderen moeten besteden om hen veilig te laten hechten en tot evenwichtige mensen op te laten groeien.
Een complexe samenleving heeft mensen nodig heeft die kunnen reflecteren op hun gedrag en zich in kunnen leven in anderen. Iets wat een kind alleen kan leren door sensitieve reacties op zijn gedrag door een liefdevolle volwassene die het kind door en door kent, die het kind leert hoe het zijn angst onder controle kan krijgen, die grenzen stelt en die continuïteit biedt. Een continuïteit die professionele verzorgers niet altijd kunnen bieden. Door solide hechting ontwikkelt het kind een veilige, geinternaliseerde gehechtheidsstijl. De hechtingshormonen oxytocine en vasopressine trekken daarbij in de eerste vier levensjaren van het kind onomkeerbaar hun sporen in de hersenen.
Anno 2007 heeft vijftien procent van de Nederlandse jongeren ernstige problemen: er verlaten jaarlijks 57.000 jongeren vroegtijdig de school, vijf procent van 14 tot 17-jarigen automutileert zichzelf soms (snijden, slikken) en de 30.000 suïcidepogingen per jaar komen voor een groot deel voor rekening van jongeren. Sinds de jaren vijftig is het aantal suïcide's onder jongeren tweeënhalf keer zo hoog. Verder lijden veel jongeren aan alcoholmisbruik en is het aantal eetstoornissen toegenomen. Uit onderzoek van criminele jongeren blijkt dat zij vaak mishandeld en emotioneel verwaarloosd zijn, waardoor zij een onveilige gehechtheidsstijl hebben. Hun reflectieve functie is zeer laag. Emotionele verwaarlozing kan nooit gecompenseerd worden door materiële verwenning, maar bevordert juist het ontwikkelen van psychopathie. Wat betreft automutilatie: dit kwam vroeger bijna alleen voor na seksueel misbruik. Tegenwoordig zien we het ook bij jongeren die 'slechts' een onveilige gehechtheidsstijl hebben.
In het artikel 'Bruisend en breekbaar' in het Tijdschrift voor Humanistiek (december 2006) leg ik een verband tussen deze problemen en de door individualisering afgenomen cohesie binnen onze samenleving. Het is dan ook niet bevreemdend dat in de VS waar moeders volop fulltime werken de problemen onder jongeren groter zijn dan hier. Ook in Zweden, het walhalla van de professionele kinderopvang, zijn de problemen groter. Dit heeft daar ertoe geleid dat moeders actiegroepen hebben opgericht met als doel naast hun werk buitenshuis ook doordeweeks hun kinderen op te mogen voeden. In landen als Italië en Spanje verloopt de opmars van de fulltime werkende vrouw optimaal, maar het kindertal loopt daar zo ernstig achteruit dat mede hierdoor de vergrijzingsgolf daar nog erger wordt dan hier.
In plaats van hoogopgeleide vrouwen met jonge kinderen te forceren fulltime te werken waardoor de volgende generatie vrouwen wordt afgeschrikt om kinderen te 'nemen', moet de maatschappelijke uitdaging juist worden om jonge vrouwen én hun partner te verleiden om kinderen te krijgen. Niet pas wanneer vrouwen ver in de dertig zijn, met alle medische risico's voor henzelf en hun kinderen, maar op z'n laatst voor hun 35e jaar. We kunnen tenslotte nimmer onze biologie ontkennen. Creatieve maatregelen om dit te bereiken zijn er volop te bedenken, zoals het fors verhogen van de leeftijd waarop vrouwen nog in aanmerking komen voor studiefinanciering.
Een derde feministische golf zou niet alleen in moeten houden dat vrouwen meegaan in de ratrace van mannen op de arbeidsmarkt, maar ook dat er een herwaardering van van oudsher vrouwelijke waarden plaatsvindt, zoals de verzorging van ouderen en kinderen. Zo'n derde feministische golf kan mannen stimuleren dit stuk in zichzelf te ontplooien, zodat zij samen met vrouwen de belangrijke taak op zich nemen om kinderen actief op te voeden. Kritische feministen zouden zich moeten realiseren dat sommige zaken in het leven met geen mogelijkheid in economische termen uit te drukken zijn, maar dat juist een aandachtige opvoeding van kinderen uiteindelijk in hoge mate onze economie dient.
Moslima’s staan alleen
In: De Humanist nr. 1, maart 2007
Illustraties Dolinda Toepoel
Het debat over de emancipatie van moslima’s heeft een stevige impuls gekregen met de recente publicatie van twee belangrijke boeken: De derde feministischegolf door Dirk Verhofstadt en ‘Wij zijn Nederland’ door Yolanda van Tilborgh. Psychiater Carla Rus, met veel cliënten uit de doelgroep, houdt de voorlopige opbrengst tegen het licht en neemt zelf stelling.
Westerse feministen laten het afweten als het om de onderdrukking van moslima's gaat. Dit zegt althans Dirk Verhofstadt in zijn boek 'De derde feministische golf'. Zijn pleidooi voor de emancipatie van moslima’s is - zeker vanuit de mond van een man - indrukwekkend te noemen, maar de materie is complexer dan hij voorstelt.
Feministen zijn onderling namelijk diep verdeeld over hoe de nieuwkomers het beste te steunen. Zo probeerde Ayaan Hirsi Ali, één van zes vrouwen die Verhofstadt interviewt, moslima's bewust te laten worden van vrouwonvriendelijke aspecten van de islam middels kritische teksten en de confronterende film 'Submission'. Dit riep echter niet alleen een felle tweestrijd op in de politiek en het publieke debat, maar ook onder feministen.
Aan de ene kant van het spectrum bevond zich iemand als Cisca Dresselhuys, hoofdredacteur van Opzij, die Ayaan's voortrekkersrol toejuichte; aan de andere kant iemand als Eerste Kamerlid Anja Meulenbelt, die Ayaan 'een leidster zonder volk' noemde.
‘Het islamdebat zaait tweespalt onder feministen.’
Yolanda van Tilborgh, cultuursocioloog, deed onderzoek naar die tweestrijd in het publieke debat en vroeg de mening van een brede groep moslima's. Het is haar in haar boek 'Wij zijn Nederland' gelukt om neutrale toeschouwer te blijven in de beste sociologische traditie. Hierdoor komt zij tot een opmerkelijke analyse.
Islamdebat als golfbreker
Veel feministen, waaronder ik, hadden gehoopt dat Hirsi Ali de vaandeldrager van de derde feministische golf zou worden. Gedurende de twintig jaar dat ik als psychiater getraumatiseerde moslima's behandelde, durfde ik in het openbaar nauwelijks te reppen over misstanden als vrouwenbesnijdenis, eerwraak en andere door de islam gelegitimeerde onderdrukking en mishandeling van vrouwen, uit angst te discrimineren. Ondertussen liepen door de jaren heen de blijf-van-mijn-huizen steeds verder vol met allochtone vrouwen. In 2003 was het percentage nieuwkomers volgens het Trimbosinstituut circa 60 procent, waarvan een groot deel islamitisch is. Ook de zwaarte van de problemen nam toe: steeds meer ernstige trauma's, depressies en fysieke bedreigingen, waar de blijf-van-mijn-lijf-huizen nauwelijks op waren ingesteld. Ook in de psychiatrie waren we, ondanks interculturele bijscholingsprogramma's, vaak niet voldoende geoutilleerd om deze problematiek - die nogal eens met een tolk erbij behandeld moet worden - het hoofd te bieden.
Dus toen Hirsi Ali in 2003 in de Tweede Kamer kwam en bovenstaande misstanden stevig op de politieke kaart zette, werd zij - ongeacht onze politieke voorkeur - onze heldin. Bovendien voelden wij ons als niet-moslims bevrijd van de aarzeling om publiekelijk aan te kaarten dat onderdrukking en mishandeling onevenredig veel voorkomt bij moslima's. Immers, Hirsi Ali, die zelf uit de islamitische gemeenschap voortkwam, ging ons nu voor.
Door de artikelen die ik daarna over (seksueel) geweld tegen moslima's schreef, kwam ik in het 'Ayaan-kamp' terecht. Niet alleen Van Tilborgh plaatste mij in haar boek in het 'kamp van de voorstanders', ook vanuit het 'kamp van de tegenstanders' - bij monde van Meulenbelt - kreeg ik in de Volkskrant en op haar Weblog het verwijt dat ik door mijn steun aan Ayaan de 'wij-zijkloof' in de samenleving versterkte. Maar dat was natuurlijk nooit mijn bedoeling geweest. Blijkbaar was ik terechtgekomen in wat Abraham de Swaan in zijn voorwoord van het boek van Van Tilborgh beschrijft als de dubbele klem: 'Wie de misstanden verzwijgt neemt de moslims in kleinerende bescherming en wie ze aankaart kleineert hen ook'.
‘Wij hoopten dat Ayaan vaandeldrager van de derde golf zou worden.’
Ook op andere plekken woedde en woedt onder feministen een heftige strijd. Zo zegden in 2004, toen Ayaan de Harriët Freezerring van Opzij ontving voor haar voortrekkersrol in de emancipatie van moslima's, verschillende doorgewinterde feministen hun abonnement op. Terwijl op dit moment feministen weer steggelen over de noodzaak van economische zelfstandigheid van moslimmoeders. Zo vinden de columnisten Withuis en Mees het desastreus wanneer moslima's kiezen voor de verzorging van kinderen, terwijl Meulenbelt van mening is dat het hun eigen keus is en moslima's steunt die vinden dat onze individualisering is doorgeschoten.
Aldus zaait Ayaan en het door haar aangezwengelde islamdebat tweespalt onder feministen, zodat van één krachtige derde golf geen sprake kan zijn.
Derde golf of derde rijk
Waar ik en velen zich op hadden verkeken, is dat volgens moslims een afvallige van het islamitische geloof elk recht van spreken over dat geloof heeft verloren. Wanneer Ayaan als gelóvige problemen had aangekaart uit haar gemeenschap, had zij het al moeilijk genoeg gehad. De islamitische gemeenschap heeft immers een collectieve schaamte-cultuur en het aankaarten van problemen wordt al gauw als nestbevuiling gezien. Maar een afvállige die problemen aankaart is zeven bruggen te ver: dan ben je een overloper die hoogverraad pleegt aan de islamitische gemeenschap ten einde een wit voetje te krijgen bij dominante autochtonen.
Bijna alle moslima's die Van Tilborgh interviewt nemen dit Hirsi Ali zeer kwalijk. Zij menen ook dat de media vooral aan de kant van Ayaan staan en geven haar hierdoor meer symbolische macht dan ze feitelijk heeft. Van Tilborgh deed onderzoek naar het aantal en type publicaties dat over Ayaan verscheen en kwam tot de conclusie dat er juist meer artikelen zijn verschenen met kritiek op Hirsi Ali's opvattingen en optreden, dan artikelen die haar ondersteunen.
De 'tegenstanders van Hirsi Ali', waar zowel moslims als autochtonen onder vallen, bekritiseren Ayaan niet alleen als persoon (ze is 'rechtlijnig' of 'getraumatiseerd'), maar laten zich vooral kritisch uit over de 'fundamentalistische' wijze waarop ze de islam hekelt, waardoor ze de wij-zijkloof zou versterken. Geert Mak vergelijkt de film Submission zelfs met de anti-jodenpropaganda van Goebbels.
Ooit heeft Hirsi Ali de politieke islam vergeleken met totalitaire, joden-stigmatiserende regimes als het fascisme en nazisme. Hier vergelijkt Mak omgekeerd de derde feministische golf van Hirsi Ali met een dergelijk regime: de voor vrouwen bedoelde bevrijdingsbeweging zou juist een moslims-stigmatiserende beweging zijn, die te vergelijken is met een regime als het derde rijk (!)
Tegenstanders reppen nauwelijks over de inhoud van Hirsi Ali's missie. Bij mij bekroop bij lezing van deze artikelen soms het gevoel dat deze morele gatekeepers 'de lieve vrede' in de samenleving belangrijker vinden dan dat in het verborgene sommigen onder ons verschrikkelijk worden mishandeld.
Voorstanders vinden Ayaan juist 'moedig' of 'intelligent'. In tegenstelling tot de tegenstanders laten ze zich slechts sporadisch uit over de omstreden methodiek die Ayaan hanteert, maar gaan vooral op haar thematiek in. Zo is sinds het aantreden van Ayaan de media-aandacht voor vrouwenonderdrukking vervijfvoudigd. In zoverre heeft Ayaan zeker haar doel bereikt.
‘Moslima’s zijn meesteressen in guerrillatechnieken.’
Elias en Scott
Om de verhouding tussen Hirsi Ali en moslimvrouwen te verhelderen gebruikt Van Tilborgh de sociologische perspectieven van Norbert Elias en James Scott. Beiden analyseren processen waarin 'kansarmen en machthebbers' onderweg zijn naar een andere verdeling van middelen.
Volgens Elias zullen de 'gevestigden' onder voortdurende beklemtoning van het eigen morele gelijk proberen de 'buitenstaanders' te stigmatiseren als minderwaardig. Direct na hun komst zijn de buitenstaanders als groep nog sterk verdeeld en zullen zij zich hierdoor in de hoek laten manoeuvreren.
Na drie generaties zal volgens Elias de verdeeldheid onder buitenstaanders minder zijn geworden en zullen er meer onderlinge afhankelijkheidsrelaties zijn ontstaan tussen gevestigden en buitenstaanders. Dit zorgt voor groepsemancipatie van de buitenstaanders, die zich niet langer identificeren met de slachtofferrol.
Tegenstanders van Ayaan nemen haar kwalijk dat zij als 'nieuw gevestigde' meewerkte moslims verder te stigmatiseren. Uit de analyse van Van Tilborgh blijkt echter dat de moslima's zich na 'de aanval' van Ayaan op hun identiteit helemaal niet in de hoek hebben laten drijven, maar dat ze door hun gemeenschappelijke verontwaardiging juist versneld tot groepsemancipatie aan het komen zijn. Dit uit zich onder andere in 'tegen-stigmatiseren'. Zo stellen moslima's - als reactie op de beoordeling van autochtonen dat hoofddoekjes symbool staan voor onderdrukking - dat juist autochtónen een minimaal eergevoel hebben jegens vrouwen. Anders zouden meisjes zich niet zo hoerig kleden met die naveltruitjes en korte rokjes.
De toename van het aantal hoofddoekjes is dan ook geen teken dat ze ín, maar juist úit de hoek zijn gekomen. Moslima's zijn na Ayaan's optreden dus wel degelijk meer geëmancipeerd, maar op een heel andere manier dan Ayaan had bedoeld: ze staan pal voor hun geloof en de kuisheid van de vrouw.
Interessant is ook Van Tilborgh's uiteenzetting van de theorie van Scott.
Scott stelt dat onderdrukte groeperingen zich vaak van meet af aan tegen autoriteiten keren d.m.v. zwijgend verzet: treuzelarij, geveinsde onwetendheid, negeren, liegen en roddel. Er is sprake van een 'publiek script' dat neerkomt op - al dan niet gespeelde - inschikkelijkheid en een 'verborgen script' dat bovengenoemde guerrillatactieken behelst.
Zo proberen moslima's te bewijzen dat emancipatie (gaan werken) en islam wel degelijk samengaat, waarmee ze zowel autochtonen als hun achterban proberen tevreden te stellen.
Hoewel deze guerrillatactieken bijdragen aan een nieuw sociaal bewustzijn, is het jammer dat Van Tilborgh onderbelicht laat dat hierdoor ook onzalige praktijken in stand worden gehouden. Niet alleen bewaken (oudere) vrouwen via roddel de maagdelijkheid van moslimmeisjes, ook hebben veel meisjes geen scrupules met dubbele tong te spreken wanneer zij zich meer vrijheden veroorloven dan toegestaan. Liegen is dus een overlevingsstrategie. Vrouwen zetten die in om niet gestraft te worden door hun echtgenoot of schoonmoeder. Taqiyya (verdoezelen, liegen) is zelfs een religieus recht, waarbij een gelovige, zolang hij gediscrimineerd wordt, zich gematigder voor mag doen dan hij is.
Moslima's zijn dus meesteressen in guerillatechnieken. Maar het feit dat zij deze ook bínnen hun eigen gemeenschap nodig hebben, geeft voor mij opnieuw aan dat zij weinig (openlijke) individuele vrijheid en zelfbeschikking kennen.
Angst voor de vrijheid
Emancipatie kun je niet door de strot duwen, maar moet van binnenuit komen. Hedy D'Ancona stelt dan ook, dat hoewel normaalgesproken een emancipatiebeweging met behulp van een elite opgang komt, in dit geval moslima's het 'op hun eigen manier' moeten doen. Onduidelijk in deze uitspraak is, hoe ze denkt over de nieuwe niet-westerse elite moslima's van Verhofstadt, waarvan de aanpak aansluit op onze eigen emancipatie-modellen. Het lijkt erop of ze overwegend op de grootste groep moslima doelt, voor wie deze elite te snel gaat: de groep van Van Tilborgh.
Deze groep probeert uiterst voorzichtig vrijheden voor zichzelf te verwerven zonder daarmee de loyaliteit te verbreken met de mannen in hun leven en hun godsdienst af te vallen. Een loyaliteit die soms noodgedwongen gepaard gaat met onbewuste identificatie met de onderdrukker/ onderdrukkende gemeenschap. Het is dus niet zo, zoals Verhofstadt schrijft, dat de meeste westerse moslima's zich verplícht voelen zich te sluieren. Ze hebben juist het gevoel dat het hun éigen keus is en zijn zich niet bewust dat impliciete verwachtingen van ouders en gemeenschap vaak sterker doorwerken dan een expliciete opdracht. Ze onderwerpen zich aan vertrouwde onderdrukking die veiliger aanvoelt dan onbekende vrijheid. Een positie die glans krijgt omdat zij als vrome vrouwen een hogere positie in het hiernamaals zullen verwerven. Hierdoor voelen zij zich niet minderwaardig, maar stiekem juist méérderwaardig aan westerse, ongelovige vrouwen.
‘De toename van hoofddoekjes is geen teken dat ze ín, maar juist úit de hoek gekomen zijn.’
Ik denk dat moslima's niet alleen woedend op Ayaan zijn omdat zij hun geloof wil afpakken en hen definieert als onderdrukt (en wie wil dat nou?), maar ook omdat Ayaan hun bewustzijn in één klap probeert wakker te schudden. Een bewustzijn dat juist zo verschrikkelijk zijn best doet om voetje voor voetje langs het randje van het ravijn voorwaarts te schuifelen. En dan komt zíj en geeft hen gewoon een duw in de rug: 'Doorlopen!' In veel boosheid op Ayaan proef ik dan ook angst. Angst, omdat de vrijgevochten Ayaan zo weinig respect heeft voor hun diepste zorgen die voortkomen uit gehechtheid.
Dubbelspoor
Hoe nu verder?
Een eenduidige opstelling ten opzichte van ongeëmancipeerde moslima's blijkt onmogelijk. Daarom lijkt het beste een dubbelspoor te bewandelen.
Zo verdient de islamkritische elite van moslima's die het stevige spoor van de emancipatie inzet onze onvoorwaardelijke steun. Zij verschaffen ons de broodnodige inzichten in de cultuurvormende islam.
Tegelijkertijd verdient de grootste groep moslima's die het zachte spoor volgt ons geduld. Hun geest is soms zo zwaar geketend dat deze de kans moet krijgen langzaam te ontwaken. De beste houding daarvoor is betrokken distantie: af te wachten wat zij van ons nodig hebben en af en toe wat te prikkelen.
Op mijn terrein probeer ik moslima's meer bewust te laten worden van het onevenredig veel voorkomen van (seksueel) geweld onder hen. Vaak bagatelliseren de lucky moslima's deze problematiek en zijn ze te weinig solidair met hun minder bevoorrechte zusters. Ze laten dit probleem grotendeels over aan 'witte kaaskoppen' als ik. De paar islamitische hulpverleners die er wél zijn, doen uitstekend werk. We hebben er dan ook meer van nodig!
Tot slot: ik hoop dat moslima's onze bemoeienis - of dat nu linksom of rechtsom is - niet langer opvatten als discriminatie, maar juist als welkomsgroet: 'Kom erbij, jullie horen bij ons.'
Nu maar afwachten of ze durven én willen.
Yolanda van Tilborgh: 'Wij zijn Nederland'. Moslima's over Ayaan Hirsi Ali. Uitgeverij: Van Gennep.
Dirk Verhofstadt: 'De derde feministische golf'. Uitgeverij: Houtekiet.
Door Carla Rus
Recensie in: De Humanist, juni 2007
Twee nieuwe boeken over moslims: 'Het Marokkanendrama' van Fleur Jurgens en 'Tussen hoofddoek en naaldhak' van Bea Mol.
Het boek van Jurgens is kritisch van toon. Zij wijt bijvoorbeeld de ontwikkeling van moslimjongens tot probleemjongeren aan de onderdrukking van Marokkaanse moeders. Hoewel deze problemen zeker niet onder tafel geveegd moeten worden, zijn haar analyses pseudowetenschappelijk al was het maar omdat zij haar hypothesen niet probeert te weerleggen. Daardoor verworden deze tot ordinaire vooroordelen. Bovendien boogt Jurgens’ analyse op geen enkel eigen onderzoek binnen Marokkaanse gezinnen. Zo leidt haar gebrek aan empathie tot gemankeerde inzichten.
Dat is anders bij 'Tussen hoofddoek en naaldhak'. Bea Mol nam tientallen interviews bij moslima's met verschillende achtergronden af over hun beleving van intimiteit en seksualiteit. Dat heeft een openhartig boek opgeleverd met verhalen die doordrenkt zijn met de tegenstelling 'zinnelijkheid' versus 'achterstelling'. Seksualiteit neemt een belangrijke plaats in bij de islamitische vrouw, maar slechts binnen het huwelijk en met als oogmerk om haar man aan zich te binden. Mijn observatie dat het bedekken van - niet tot de primair erogene zones behorende - lichaamsdelen niet leidt tot beheersing van seksuele impulsen maar juist aanzet tot seksualisering, werd in de verhalen ruimschoots bevestigd. De westerse vrouw met haar naveltruitjes en lage decolletés mag de laatste tijd dan een openlijk seksobject zijn geworden, de islamitische vrouw is achter haar sluiers nooit anders geweest. Zij is het geheimzinnige, erotische bezit van die ene man, een man die zelf wél vier vrouwen mag hebben. Het levert een knellende maagdelijkheidscultus op, maar ook een dagenlang durend huwelijksfeest waarbij de bruid telkens in een andere barokke jurk verschijnt. Om de relatief onbekende bruidegom te behagen vinden er subtiele voorbereidingen plaats voor de eerste huwelijksnacht, waarbij bevriende vrouwen het ganse lichaam van de bruid ontharen en inwrijven met geurige oliën. Deze taferelen doen denken aan de sprookjes van 1001 nacht, maar werpen ook de vraag op hoe het staat met de keuzevrijheid van zo’n bruid.
Wat verder opviel in de verhalen van de vrouwen is het gebrek aan mentale intimiteit met hun man. Hun man is bijna nooit hun maatje. Dat lijkt mij armoede. Toch werd ik door dit boek hoopvol gestemd. De vrouwen zijn kritisch over bepaalde tradities en volop in ontwikkeling. Nu de mannen nog...
Bea Mol, Tussen hoofddoek en naaldhak. De Kern, Baarn. Paperback, 190 blz. € 14,95.
Fleur Jurgens, Het Marokkanendrama. Meulenhoff, Amsterdam. Paperback, 176 blz. € 15,00.
Suïcide
Interview met Carla Rus door Marc van Dijk, Trouw, 29 september 2005
Zelfmoord is onder jongeren de laatste vijftig jaar gestaag toegenomen, al lijkt er de laatste jaren enige stabilisatie op te treden. Toch blijven bij vooral moslim- en hindoemeisjes de cijfers zorgwekkend.
Psychiater Carla Rus is getroffen door de overeenkomsten tussen twee suïcidale tienermeisjes die bij haar in behandeling waren. Zo’n tien jaar geleden meldde zich een streng-gereformeerd meisje bij haar.
Rus: „Ze zat in 5-vwo, had veel behoefte aan zelfontplooiing, ze wilde uitgaan. Maar haar ouders verboden haar zo’n beetje alles. Ze bevond zich in een spagaat tussen de restricties van thuis en de vrije levenswijze van haar klasgenoten.” Na de eerste megadosis slaappillen kwam ze bij Rus terecht.
Omdat Rus zelf ook gereformeerd opgevoed is, bedacht ze al snel dat ze er een – ruimdenkende – dominee bij wilde hebben. Het werkte. „Na gesprekken met de dominee leerden haar ouders dat ze het meisje iets meer los moesten laten.”
Recenter meldde zich bij Rus weer een meisje uit 5-vwo, moslim in dit geval. „Dezelfde symptomen, dezelfde spagaat. Ze mocht zo ongeveer alleen maar naar school.”
De afloop was anders. Ook na de eerste suïcidepoging waren de ouders voor Rus moeilijk te bereiken. „De moeder was zeer ingetogen, de vader was zo streng dat hij me de deur uit zette. Natuurlijk moest ik denken aan het meisje op de Veluwe. Ik ben imams gaan bellen, maar die kozen eenzijdig de kant van de ouders. Nadat een vriendinnetje van het meisje zelfmoord pleegde omdat ze werd uitgehuwelijkt, sloeg ook zij de hand aan zichzelf.”
Het is bepaald niet het enige suïcidegeval bij jonge moslima’s dat Rus in haar praktijk heeft meegemaakt. Af en toe wordt ze moedeloos van de reacties van ouders. „Soms is het verkapte eerwraak. Dan kom ik na afloop in zo’n gezin, en dan merk ik dat er eigenlijk geen verdriet leeft; men had er baat bij dat het gebeurde. Eén keer toonde een broer zich zelfs opgetogen: zijn zusje had het in zijn ogen verdiend.”
Kwetsbaarheid voor suïcide begint vaak op jonge leeftijd, stelde hoogleraar psychologie Ad Kerkhof (VU) onlangs op een congres. Maar juist voor suïcide onder jongeren en adolescenten is in Nederland te weinig aandacht. Dat geldt volgens Carla Rus zeker ook voor het verband met de cultureel-religieuze achtergrond.
En die achtergrond speelt zeker een rol. Het aantal zelfmoordpogingen bij allochtone meisjes is gemiddeld vijf keer zo hoog als bij autochtone, en het aantal geslaagde zelfmoorden is twee keer zo hoog. Vooral jonge moslims en hindoes springen hierbij in het oog.
In Den Haag bleek dat (veelal islamitische) Turkse en Marokkaanse meisjes twee keer zo vaak zelfmoord plegen als hun autochtone leeftijdsgenoten, en hindoestaanse meisjes vier keer zo vaak. De verontrustende situatie van die laatste groep kwam aan het licht door een onderzoek van Betty Salverda, waarin zij onder andere signaleerde dat de meisjes geen steun kunnen vinden bij de eigen groep.
Hans Krikke schreef in opdracht van de gemeente een boek over de beweegredenen van deze jongeren. De leerlingen van het Haagse Terracollege, die hij interviewde, leiden volgens hem ’een dubbelleven’. „Ze zijn loyaal aan twee waardensystemen die haaks op elkaar staan”, zegt Krikke. „Buitenshuis schrijf je ’ik’ met een hoofdletter, is het de bedoeling dat je verliefd wordt en op z’n minst gaat knuffelen. Maar thuis zou dat de eer van vader en broers aantasten.”
Maagdelijkheid is volgens Krikke ’de achilleshiel van vader’. „Zodra de meisjes de middelbare school verlaten, veranderen hun vader en broers in bewakers. En moeder stelt zich vaak op als een trouwe adjudant van vader.”
De dubbele loyaliteit, of de ’spagaat’, is verwarrend en uiteindelijk deprimerend. Volgens Krikke komt de onmogelijke positie voort uit de scheve verhoudingen tussen mannen en vrouwen, de gedwongen partnerkeuze en de gebrekkige communicatie tussen ouders en kinderen. „Als er in een traditioneel hindoe-gezin al over de problemen van een kind gepraat wordt, schakelen de ouders een pandit in. Die komt dan langs om de ellende te bezweren met zwarte magie. Daar haalt zo’n tiener in veel gevallen de schouders bij op.”
Imams en pandits zijn vaak de eersten die een telefoontje krijgen na een zelfmoordpoging. Tjandrika Rangoe, maatschappelijk werker in Den Haag, betreurt het dat deze geestelijken vaak ’blijven steken in het verleden’. „Ze zouden ons onmiddellijk op de hoogte moeten stellen van de situatie. En ze moeten meer moeite doen hun traditie te laten aansluiten bij het heden. Zoals moderne, in Nederland opgeleide pandits, die zeggen gewoon: ’Die depressie van jou, daar is niets bovennatuurlijks aan, die komt door je problemen thuis’.” Maar de slechte communicatie tussen ouders en kinderen is volgens Rangoe minstens zo invloedrijk als de religieuze factoren. ,,Ze praten niet met elkaar, of uitsluitend op verwijtende toon.”
Meisjes doen twee keer zo vaak een zelfmoordpoging als jongens, maar de pogingen van de jongens zijn vaker effectief. Een poging is de beste indicatie voor een latere zelfmoord; tien procent van degenen die een poging doen, pleegt uiteindelijk daadwerkelijk suïcide.
Maar in veel gevallen wordt er niet, of niet effectief op het signaal gereageerd. In Den Haag doet de helft van de jongeren die na een eerste poging in de hulpverlening terechtkomen, binnen een jaar wéér een poging. Een bewijs van de ernstige mismatch tussen hulpvraag en hulpverlening, vindt Krikke.
Het maatschappelijk werk in Den Haag werkt met de gemeente aan de verbetering van die aansluiting; er zijn onderzoeken gedaan, conferenties gehouden, er is een speciale functionaris aangesteld bij de GGD. Maar nog steeds is het onderwerp voor velen taboe. Een pandit deed de cijfers op tv af als ’overtrokken’. Rangoe: „Wij willen vooral dat de hindostaanse gemeenschap (zowel moslims als hindoes, red.) het probleem erkent. Er zijn nog altijd mensen binnen de gemeenschap die zeggen dat de vuile was niet buiten moet worden gehangen en dat men het zelf wel oplost.” Rangoe zegt nu voor het eerst op grote schaal naar buiten te treden met uitgebreide voorlichting, bijvoorbeeld op evenementen waar de Surinaamse gemeenschap aanwezig is. Op scholen eist het maatschappelijk werk meer betrokkenheid van leerkrachten. Rangoe: „Docenten moeten alert zijn op signalen van leerlingen die het slecht maken. Ze mogen zich niet verschuilen achter hun vak.”
Carla Rus benadrukt het belang van transculturele psychiatrie, waarin een brug wordt geslagen tussen westerse methoden en andere culturen. Rus: „Dat gaat steeds beter, maar het blijft een heikel punt als de gezinnen te gesloten zijn.” Ze hoopt dat de imams in Nederland meer pastorale zorgtaken op zich zullen gaan nemen.
Hans Krikke vindt dat ook voor autochtone Nederlanders een belangrijke rol is weggelegd. „Xenofobie en islamofobie zet deze gezinnen extra onder druk. Als moslim kun je tegenwoordig niets meer goed doen. Dus trekken veel ouders zich terug in hun traditie, waarin ze zich wél gewenst voelen. Voor hun kinderen trekken ze de teugels daardoor nog strakker aan. De cultuurclash speelt zich dus met name thuis af, en jongeren delven daar vaak het onderspit.”
30000 pogingen
In Nederland beroven gemiddeld vier mensen per dag zichzelf van het leven, dat betekent rond de 1500 mensen per jaar. Het aantal pogingen is nog eens 20 keer zo hoog (30000 per jaar). De pogingen worden vooral door jonge mensen gedaan, algemeen beschouwd als ’noodkreten’. Ook verwonden op jaarbasis naar schatting 15000 scholieren zichzelf.Toch vallen jongeren in de cijfers die het Centraal Bureau voor de Statistiek onlangs publiceerde over zelfmoord in 2002 niet direct op. De cijfers laten een breuk zien met de in 1985 ingezette dalende trend. In de totale stijging van 6 procent spelen de jongeren geen rol; er is de laatste jaren onder jongeren sprake van stabilisatie.Maar als je kijkt naar de lange termijn is er geen categorie suïcidale mensen die zo gestaag gegroeid is. Want terwijl het aantal zelfdodingen bij ouderen (vooral bij mannen van middelbare leeftijd) nu voor het eerst weer toeneemt, is het aantal suïcides bij jongeren de afgelopen decennia constant blijven stijgen. Het is nu tweeënhalf keer zo hoog als in 1950.
Religie kán steun zijn
Over het algemeen verkleint religie de kans op zelfmoord, zo blijkt uit buitenlandse onderzoeken. Volgens psychiater Carla Rus kunnen bepaalde gebruiken en rituelen een belangrijke, steunende rol vervullen, en kan religie betekenis geven aan moeilijke situaties. “Met name bij ouderen met een chronische ziekte is het geloof een buffer tegen stress. Waarschijnlijk doordat zij een sterkere persoonlijke geloofsbeleving hebben dan jongeren.“Persoonlijke devotie blijkt namelijk een belangrijker factor in de bescherming tegen psychische stress dan institutionele religie. Institutionele religie is de enige dimensie die een negatieve samenhang heeft met geestelijke gezondheid. Terwijl kerkbezoek bij ouderen een beschermende factor tegen eenzaamheid is, kan het voor jongeren juist beperkend werken. Rus: “Zij lijden meer onder de ge- en verboden van het instituut kerk, die hen in de weg staan bij zelfontplooiing.“ Als de religieuze socialisatie te sterk wordt, kan religie de kans op zelfmoord vergroten. Rus: “Dat zie je bij de moslim-, en hindoemeisjes die in een spagaat terechtkomen tussen twee werelden.“
Over de rol van de vrouw in de monotheïstische godsdiensten.
Door Carla Rus
In: De humanist, nr. 6, Vrouwenonderdrukking en religie, 21 december 2004.
In de film Submission van regisseur Theo van Gogh heeft Ayaan Hirsi Ali een relatie gelegd tussen bepaalde koranteksten en vrouwenmishandeling. Omdat er veel overeenkomsten zijn tussen de koran, de thora en het oude testament van de bijbel, is het de vraag of deze relatie typisch is voor de islam of dat deze ook voor het joden- en christendom geldt.
De monotheïstische godsdiensten zijn ontstaan tussen ongeveer 1500 v.C. (het jodendom) en 600 n.C. (de islam). Dat is geruime tijd voordat zich in het Westen de renaissance en verlichting voltrok, er kennis was van de natuur- en geesteswetenschappen en de scheiding van kerk en staat plaatsvond. In die tijd was fysieke kracht voor overleving belangrijker dan psychologische. Omdat de man hierbij in het voordeel is, kon hij de belangrijkste stempel drukken op de aannames over het leven.
Tijdens de wordingsgeschiedenis van de godsdiensten wordt het polytheïsme met kracht afgeschud. Godinnen als de vruchtbaarheidsgodin Asjera, die in oude inscripties nog voorkomt als partner van Jahweh, raken hierdoor verloren. Ook de schikgodin Dikaia uit het Byzantijnse rijk verdwijnt. Het volk Israël trachtte zich te onderscheiden van de andere volken door uit te roepen dat zij de enige, echte God hadden. En bij het ontstaan van de islam werd gehoopt, dat door het hebben van één God de elkaar bestrijdende stammen verenigd konden worden. Er werd in die tijd een poging gedaan om van een concrete God over te gaan op een abstracte. De uitdrukking: 'God is liefde', is hier een voorbeeld van. Het vormen van een beeld van God werd voortaan als afgoderij bestempeld.
Hoe god mannelijk werd
Helaas konden de meeste mensen deze vorm van abstractie niet aan, waardoor zij weliswaar geen beelden van God in de buitenwereld meer maakten, maar des te meer in hun hoofd. De uitdrukkingen: 'God de Vader' en 'De Heer', verwijzen hiernaar. En juist een onzichtbare God die toch is gepersonifieerd, geeft maximale kans op projecties. Zo mag een psychoanalyticus niet teveel van zichzelf aan zijn cliënt laten zien, om de projectie van de innerlijke drijfveren van de cliënt op hem te bevorderen. Het innerlijk van de cliënt komt zo op tafel te liggen om te kunnen worden bewerkt. Op de onzichtbare God werden de destijds bestaande sekseverhoudingen geprojecteerd, God werd mannelijk: een heerser, een strijder, eentje die flink kon straffen als je hem niet gehoorzaamde. Ambtsdragers van de nieuwe religie waren van nu af aan praktisch allemaal mannen, en de man kreeg een meer exclusieve band met God dan de vrouw. Zo schrijft Paulus in het nieuwe testament: 'Als een vrouw blootshoofds bidt of uit naam van God spreekt, maakt ze haar hoofd, d.w.z. haar man, te schande. Een man hoeft niets op te zetten, want hij is het beeld van God.'
‘Vertrouwde onderdrukking kan soms
veiliger aanvoelen dan onbekende vrijheid’.
Deze ongelijkwaardige sociale organisatie zien we tegenwoordig nog bij de islam, het orthodoxe jodendom en de katholieke kerk. Recent heeft het Vaticaan nog een herderlijk schrijven doen uitgaan, dat de posities binnen de kerk uitsluitend door mannen mogen worden ingenomen. In moskeeën zijn de grootste en mooiste gebedsruimtes nog altijd voor mannen gereserveerd en is de imam uitsluitend van het mannelijk geslacht. Bij het orthodoxe jodendom mag een vrouw haar man nooit tegenspreken en mag een vrouw een man geen hand geven, tenzij het haar echtgenoot is.
Dat het ook anders kan bewijzen feministische theologen uit de protestantse kerken. Zij hebben niet alleen bereikt dat het hoogste ambt door een vrouw bekleed kan worden, maar er ook aan bijgedragen dat God meer vrouwelijk wordt gedefinieerd: eentje die troost, beschermt en een bron is van harmonie. Wellicht heeft de Maria-verering in de katholieke kerk een zelfde functie.
Oudtestamentische mythen
Grote delen van het oude testament zijn pas geschreven tijdens de Babylonische ballingschap (ongeveer 500 jaar v.C.), waarbij het scheppingsverhaal uit Genesis een van de laatst geschreven teksten is. Dit betekent dat het verhaal in zijn huidige vorm pas is ontstaan, nadat de vruchtbaarheidsgodinnen waren opgeruimd.
Dit scheppingsverhaal strookt noch met de evolutieleer, noch met de kennis die we hebben over de voortplanting van de mens. De eerste man, Adam, zou geschapen zijn naar het beeld van God en de eerste vrouw, Eva, zou gevormd zijn uit een rib van Adam. Deze mythe kan een psychologische grond hebben, namelijk: baarmoedernijd (naar analogie van het begrip penisnijd van Freud) en de angst van de man dat de vrouw als eerste is geboren en dus stiekem een wit voetje heeft bij God.
Eva verleidt Adam
Met het verhaal van de zondeval wordt een tweede misvatting geïntroduceerd. Toen Eva door de slang werd verleid tot het eten van vruchten van de boom der kennis van goed en kwaad, hetgeen verboden was, verleidde zij op haar beurt Adam. Daarna ontdekte de mens zijn naaktheid en schaamde zich. De vrouw wordt hier voor het eerst aangemerkt als de verleidster, als degene die verantwoordelijk wordt gesteld voor de seksuele lusten van de man. Niet van de man wordt beheersing gevraagd, maar van de vrouw op wie hij zijn gebrek aan beheersing projecteert.
Deze projectie werkt door tot in de huidige tijd. Zo wordt bij verkrachtingszaken vaak de vraag gesteld of de vrouw geen aanleiding heeft gegeven. Nog schrijnender is het lot van verkrachte meisjes in islamitische landen, waarbij hun broers of vader de schande voor de familie uitwissen door hen te vermoorden.
Om de verleiding te voorkomen zien islamitische mannen hun vrouwen graag in een sluier lopen. In de koran staat over de niqaab: 'Zo kunnen gelovige vrouwen zich onderscheiden en worden ze niet lastiggevallen.' In die tijd misschien een realistisch advies, maar ondertussen weten we bijvoorbeeld dat vrouwen hier Engelse ziekte van kunnen krijgen. Wanneer er namelijk onvoldoende huid is ontbloot, kan er onvoldoende vitamine D worden aangemaakt, met botpijnen en misvormingen tot gevolg. Deze kennis wordt echter niet meegenomen in het besluit een sluier te dragen. Willen vrouwen bovendien volwaardig meedraaien in het maatschappelijk verkeer, dan moeten zij in staat zijn tot non-verbale communicatie in de vorm van gezichtsmimiek en lichaamstaal.
Daarnaast lijkt de eis dat de vrouw maagd moet blijven tot het huwelijk, voort te vloeien uit het oerinstinct van de man om de voortplanting van eigen genen veilig te stellen. Dit instinct wordt vervolgens weggemoffeld door er een erekwestie van te maken.
De oplossingen van het orthodoxe gezin in het Westen om die maagdelijkheid veilig te stellen, zijn fnuikend voor meisjes. Ze worden vaak ernstig in hun bewegingsvrijheid beperkt, en kunnen de spagaat tussen de eisen van het traditionele gezin en die van de moderne maatschappij nauwelijks verdragen. Eén derde van de allochtone meisjes voelt zich ongelukkig. Ze doen gemiddeld vijf keer vaker een suïcidepoging als autochtone meisjes, en plegen twee keer zo vaak suïcide.
Wanneer het maagdenvlies bij het huwelijk niet intact blijkt, kan het meisje worden verstoten, vermoord of tot suïcide worden aangezet. Dit is de reden dat gynaecologen overgaan tot de discutabele hymen-herstel-operatie. Het spreekt vanzelf dat de in sommige culturen in zwang zijnde oplossing van de verminkende besnijdenis, misdadig is.
Gelabeld als onrein
Veel van de richtlijnen in de oude geschriften over hoe men de godsdienst dient te beoefenen, zijn terug te voeren op hygiënische maatregelen. De priester had in die tijd een dubbele functie: die van ambtenaar van de eredienst en van de gezondheidszorg. Zo zag hij erop toe dat mensen met een huidinfectie buiten het kampement werden geplaatst en inspecteerde hij hen wekelijks op vooruitgang. Ook wist hij dat via bloed ziekten overgebracht kunnen worden. Maar hij kon natuurlijk geen bacteriologisch onderzoek doen, dus keurde hij alle bloed maar af, inclusief menstruatiebloed. Een menstruerende vrouw werd dan ook onrein genoemd en buiten het kampement geplaatst.
Door de dubbele functie van de priester, kreeg het begrip reinheid behalve op het lichaam ook betrekking op de geest. Zelfs in onze tijd wordt een moslima tijdens haar menstruatie, ondanks goede hygiënische maatregelen, nog steeds onrein genoemd. De moskee is dan verboden terrein voor haar en ze mag thuis met geen vinger de koran aanraken. Nu we ondertussen weten dat de vrouw middels haar menstruele cyclus het voortbestaan van de hele mensheid waarborgt, is dit een vreemde attitude.
Ik kan mij niet aan de gedachte onttrekken, dat de fysieke aspecten van de vrouw de man in het verleden ondefinieerbare angst inboezemden. Zowel de maandelijkse stonden, het met veel geweld, bloed en slijm gepaard gaande ontstaan van nieuw leven uit haar schoot en de bekoring die zij vormde voor zijn vleselijke lusten, joegen hem vrees aan. Haar goede taal- en communicatievaardigheden maakten haar bovendien ongrijpbaar voor hem. Door haar te controleren en te onderdrukken, kon hij zijn eigen angsten en lusten onder controle houden.
Want ook zijn eigen lusten boezemden hem afkeer in. Het is niet voor niks dat de mythe van de onbevlekte ontvangenis is ontstaan. Deze vertelt, dat slechts wanneer de mens zijn seksuele lusten kan bedwingen, hij goddelijke vormen aan kan nemen. Tegenwoordig zien we in de katholieke kerk nog steeds dat aan ambtsdragers de eis wordt gesteld om in celibaat te leven.
Aanzetten tot geweld
De heilige boeken staan vol met vrouwonvriendelijke teksten die aan kunnen zetten tot (seksueel) geweld. Een greep hieruit: hoewel in de thora en de koran staat, dat bij overspel beiden gestenigd moeten worden, treft in landen waar de sharia van toepassing is, alleen de vrouw dit lot. God zou namelijk de man boven de vrouw hebben uitverkoren, zodat zijn ontkenning wel en de hare niet wordt geloofd. In het Westen zien we deze dubbele moraal terug in de beoordeling van experimenteergedrag van jongeren met relaties. Niet de jongen, maar het meisje wordt al snel een slet genoemd.
De bijbelse zin: 'Verkoopt iemand zijn dochter als slavin, dan kan zij niet vrijkomen zoals mannelijke slaven', spreekt boekdelen, maar is allang niet meer actueel. De zinsnede in de koran, dat een man zijn vrouw mag slaan indien zij hem ongehoorzaam is, wordt echter nog door veel moslims onderschreven. Een bekende Hadith (een letterlijke overlevering van Mohammed) is: 'De beste “voorziening” van de wereld is een goede vrouw', wat ondermeer betekent dat zij haar echtgenoot nooit seks mag weigeren. Doet ze dat wel, dan vinden zelfs vrouwen (39 procent volgens een Turks onderzoek) het gerechtvaardigd dat hun man hen slaat. Dat een vrouw vooral als seksobject en bezit wordt gezien, blijkt ook uit de beloning die martelaars in de hemel wacht: zeventig maagden. Die lieve meisjes worden dus gewoon in groten getale als hebbedingetje cadeau gedaan. En Mohammed op zijn beurt, nam een negenjarig meisje tot vrouw; hetgeen Hirsi Ali de uitspraak ontlokte dat hij volgens huidige westerse maatstaven pervers was.
Wanneer je naar de groep bewoonsters van blijf-van-mijn-lijf-huizen kijkt, die voor 60 procent uit allochtone vrouwen bestaat en voor een groot deel islamitisch is, wordt de suggestie gewekt, dat bovenstaande teksten hier iets mee te maken hebben. Ook in mijn praktijk als psychiater heb ik vrouwen behandeld die verkracht of mishandeld zijn, met als excuus dat het van de koran mocht. Soms wordt bij vrouwen met een orthodox christelijke achtergrond de bijbel ook misbruikt door vaders die incest plegen. Zij geven dan als voorbeeld dat Lot bij beide dochters kinderen kreeg, zonder dat God hier een negatief oordeel over uitsprak.
Erkenning van symboliek
Het patriarchale godsbeeld en veel godsdienstige voorschriften zijn voor een deel gebaseerd op ontkenning van eigen biologische wortels en verouderde hygiënische maatregelen. Daarbij werden primitieve driften van de man niet onderkend en beheerst, maar gemoraliseerd en op de vrouw
‘Een menstruerende vrouw werd onrein genoemd en buiten het kampement geplaatst.’
geprojecteerd. Hoewel alledrie de heilige boeken vrouwonvriendelijke teksten bevatten, zetten zij alleen tot (seksueel) geweld aan, wanneer zij als tijdloze voorschriften worden opgevat. Het moderne christendom en jodendom hebben een ontwikkeling doorgemaakt, waarbij de spirituele boodschap meer in de symboliek en minder in de letterlijkheid wordt gezocht. Moslims daarentegen, zo stelt de Pakistaanse theologe Ghazala Anwar, geloven voor het merendeel nog dat de koran letterlijk het woord van Allah is. Er moeten naast Submission ook andere strategieën te bedenken zijn om moslima’s bewuster te laten worden van de nijpende positie van velen onder hen. Want dat ze vaak zo trots zijn op hun gesluierde identiteit, is niet alleen vanwege het respect dat ze krijgen als goede moslima en als moedige reactie op anti-islamisme, maar berust ook op onbewuste identificatie met de onderdrukker. Vertrouwde onderdrukking kan soms veiliger aanvoelen dan onbekende vrijheid.
Het zou mooi zijn als de kritische moslims die een Hadith niet meer als een letterlijke overlevering van Mohammed zien, zich zouden verenigen en meer van zich lieten horen. Zij kunnen hun gemeenschap leren dat, net zomin als het reëel is om Mohammed eeuwen nadat hij heeft geleefd een psychiatrische diagnose uit deze tijd mee te geven, het reëel is om mensen in de huidige tijd letterlijk de gewoontes en gebruiken na te laten leven uit de tijd van de oude geschriften. Panta rhei.
Laat Marokkaanse moeder van haar voetstuk af komen
In: Volkskrant, 18-11-2004
Marokkaanse moeders moeten ook buitenshuis zeggenschap krijgen over hun kinderen en dan de confrontatie aangaan, zegt Carla Rus.
De moeder heeft in het Marokkaanse gezin een belangrijke positie, hoorde ik de Amsterdamse wethouder Aboutaleb Bachau zeggen. Hij deed na de moord op Theo van Gogh dan ook een dringend appèl op de moeders. Opvallend is dat Mohammed B., de verdachte van de moord, is gaan radicaliseren na de aanval op Irak en de dood van zijn moeder. Het ligt voor de hand om te speculeren dat deze factoren mogelijk triggers zijn geweest voor zijn ontsporing.
Hoewel we niets specifieks weten over de moeder van Mohammed B., kun je wel in het algemeen stellen dat de Marokkaanse moeder vooral macht binnens- en niet buitenshuis heeft. Zij zwaait de scepter over het huishouden, houdt haar dochters kort om te voorkomen dat zij hun maagdelijkheid verliezen, en staat op oudere leeftijd boven haar schoondochters.
Maar welke macht heeft zij over haar zonen, en in hoeverre is zij instaat hen voor te bereiden op onze maatschappij? Slecht waarschijnlijk. Want als de scheidslijn tussen het thuisleven en de buitenwereld zo scherp wordt getrokken, dat er geen uitwisseling van normen en waarden plaatsvindt, heeft de moeder een geringe functie in de maatschappelijke ontwikkeling van haar kinderen.
Mohammed B. zou goed geïntegreerd zijn, want hij spreekt uitstekend Nederlands en heeft in één keer zijn havo gehaald. Ik betwijfel dit. Niet alleen heeft hij noch een afgeronde beroepsopleiding noch een baan, ook vraag ik mij af hoe het met zijn sociale vaardigheden staat. En dan doel ik met name op de wijze waarop hij met vrouwen omgaat en hoe het er voor staat met zijn zelfrespect en zelfreflectie, dingen die hij met name thuis moet leren.
De belangrijkste vrouw in het leven van een moslimjongen is zijn moeder. Die verdient in náám weliswaar veel respect, maar is in de praktijk een icoon op een voetstuk, een machteloos symbool van moederliefde. Want hoe kan zij haar functie als opvoeder goed ter hand nemen, als zij bijna nooit op ouderavonden van school verschijnt? Als zij onze maatschappij nauwelijks kent, zodat haar kinderen niet met hun verhalen bij haar terechtkunnen? Als zij haar zonen de straat opstuurt om het huis rein te houden; iets waar ze zich op toe heeft gelegd om eigenwaarde uit haar functie als huisvrouw te halen?
Op straat doen haar zonen hun normen en waarden op bij leeftijdsgenoten. Volgens jeugdcriminologe Josine Junger-Tas doen Marokkaanse jongens van jongs af aan alles wat ze willen, waardoor ze risico lopen op macho- en crimineel gedrag. Wanneer zij daarnaast gefrustreerd worden in verwachtingen van maatschappelijke kansen, komt er volgens Sadik Harchaoui, bestuurslid van Forum, een proces van zelfisolatie op gang, waarvan politiek-extremistische islamisten gebruikmaken. Wanneer je thuis niet wordt begrepen, er in het vervolgonderwijs onvoldoende wordt ondernomen om drop-outs te voorkomen en jongeren naar de arbeidsmarkt te leiden, het bedrijfsleven stelselmatig autochtonen meer kansen biedt dan allochtone jongeren en de politiek systematisch het jongerenwerk afbreekt, jagen we met elkaar deze jongens regelrecht een identiteitscrisis in. Zij gaan zich meer solidair met onderdrukte moslims in het Midden-Oosten voelen dan met hun kansrijke medelanders. En hun lage zelfrespect dat zo is gekrenkt, veert op wanneer radicaal-islamitische bewegingen hen plotseling belangrijk blijken te vinden.
Het ontwikkelen van zelfrespect gebeurt in een subtiele interactie tussen ouder en kind, waarbij wederzijds respect een voorwaarde is. Pas dan is het veilig genoeg voor het kind om feedback van de ouder te incasseren, zodat het vermogen tot zelfreflectie kan groeien. Een moeder die niet het respect krijgt waarmee zij invloed kan uitoefenen, kan haar kind dit onvoldoende meegeven.
We weten niet hoe de vader van Mohammed B. met de moeder omging. Maar mocht hij tot de groep mannen behoren die het normaal vindt om onder bepaalde omstandigheden hun vrouw te slaan, dan kan dat het minderwaardige vrouwbeeld van de zoon nog versterken. Uit een Turks onderzoek blijkt dat 39 procent van de islamitische vrouwen het goedkeurt dat hun man hen slaat, wanneer zij het eten laten aanbranden, seks weigeren of ruzie met hun man maken. Hoewel dit bij de zoon een beschermende houding tegenover de moeder als liefdesobject oproept, en hij haar als reactie hierop nog eens extra hoog op haar voetstuk zet, heeft dit negatieve consequenties voor zijn identiteit en de relatie met zijn zussen, de meisjes in zijn klas, de lerares, de vrouwelijke dokter et cetera.
Een icoon is een beeltenis die staat voor hogere normen en waarden die buiten de vereerder zijn gesitueerd. Ze worden dus nooit van de vereerder zelf. Bij een opvoeding hoop je, dat wat je je kinderen aan belangrijke normen en waarden meegeeft, internaliseert, zodat jij overbodig wordt. De dood van de ouder geeft daarna rouw, maar de geïnternaliseerde normen en waarden overleven via het kind.
We zullen nooit weten of een levende moeder Mohammed B. had kunnen beschermen tegen rekrutering voor de jihad, maar een gestorven moeder kon het in ieder geval niet. De lage emancipatiegraad van de moeder die niet in staat is geweest om haar kind, over de dood heen, vertrouwen in het leven mee te geven, speelt aldus een cruciale rol bij de fragiele verworteling van haar zoon in onze maatschappij.
Het wordt hoogtijd dat de Marokkaanse moeders van hun voetstuk afkomen, en het vuile werk van de opvoeding gaan doen. Zich gaan bemoeien met het gedrag van hun kinderen in de buitenwereld en de confrontatie met hen aangaan. Hun dochters meer vrijlaten en hun zonen liefdevol bij de lurven grijpen om hen tot de orde te roepen, grenzen te stellen, in discussie te gaan en vooral: contact te houden. Een Marokkaanse vrouw is vaak sterk en slim, dus een dergelijke gedragsverandering is haar goed toe te vertrouwen. Zeker wanneer ze een man naast zich heeft die haar steunt, en die uit respect voor haar besloten heeft haar nooit meer te slaan. En daarmee zijn we precies bij het motief aanbeland van de film Submission van Ayaan Hirsi Ali en Theo van Gogh: een aanklacht tegen vrouwenonderdrukking en mishandeling van islamitische vrouwen in Nederland.
Laat deze missie niet verloren raken tussen onze verwarde gevoelens van woede en angst.
Jongens krijgen in moslimgezinnen geen respect bijgebracht voor de moeder; zij kan zich buiten niet redden en wordt thuis onderdrukt. Dat maakt de jongens gevoelig voor de djihad.
Carla Rus
In: Trouw, 6 november 2004.
Wanneer moslimjongens, zeker als zij goed geschoold zijn, gefrustreerd worden in de hoge verwachtingen van hun maatschappelijke kansen, raakt hun fragiel in de maatschappij gewortelde identiteit diep gekwetst.
Anders dan meisjes, die de neiging hebben om bij een identiteitscrisis de agressie op zichzelf te richten, richten jongens de agressie op de buitenwereld. Allochtone meisjes doen eerder een zelfmoordpoging (vijf keer vaker dan autochtone) en jongens vertonen eerder macho- en crimineel gedrag. Zij zoeken in hun gekwetstheid steun bij een bende van soortgenoten, met wie zij wanhopig op zoek gaan naar een identiteitsbeginsel waar ze zich aan vast kunnen klampen. Naar iets gemeenschappelijks, iets waardoor ze uit kunnen stijgen boven hun gekwetste trots en zich verheven kunnen voelen boven de maatschappij die hen dit aandoet. Daarna kan volgens Sadik Harchaoui, bestuurslid van Forum, een proces van zelfisolering op gang komen, dat ze kwetsbaarder maakt voor rekrutering voor de djihad.
Maar de isolering was al veel langer gaande. Die begon toen zij kleine jongens waren. Ze werden opgevoed door machteloze ouders die onze maatschappij onvoldoende kenden en hen dus slecht hierop konden voorbereiden. Dit geldt in het bijzonder voor de moeder. Zij krijgt in veel islamitische gezinnen slechts een rol als huisvrouw toebedeeld en verwerft pas macht wanneer zij op oudere leeftijd boven haar schoondochters komt te staan.
Het gebrek aan respect voor de vrouw wordt de jongen met de paplepel ingegeven. Want wat betekent het voor zijn vrouwbeeld, dat hij als 8-jarige zijn volwassen moeder moet chaperonneren, wanneer ze naar de dokter gaat? En wat als zijn vader zijn moeder mag slaan, als zij het eten aan laat branden of ruzie met hem maakt? Uit een Turks onderzoek blijkt dat 39 procent van de islamitische vrouwen het onder bepaalde omstandigheden goedkeurt dat hun man hen slaat. Welke invloed dit heeft op de identiteit van de jongen in relatie tot zijn zussen, de meisjes in zijn klas, de vrouwelijke verpleegkundige, arts, de lerares, laat zich niet moeilijk raden.
Wanneer een jongen geen respect heeft voor zijn vrouwelijke mentor, en de vader van die jongen niet eens met haar wil spreken, verkleint die vader daarmee op termijn de maatschappelijke kansen van zijn zoon. Want in sollicitatiecommissies zitten tegenwoordig vaak invloedrijke vrouwen. Zij voelen ragfijn aan dat zij van de sollicitant minder respect krijgen dan hun mannelijke collega's. En die mannen kiezen bijna nooit partij voor de sollicitant: zij zijn solidair met hun vrouwelijke collega.
Het minderwaardige vrouwbeeld is niet de enige reden voor zijn kleinere kansen op de arbeidsmarkt. Sociaal-economische achtergrond en discriminatie spelen hierbij waarschijnlijk een grotere rol. Maar gering is de factor zeker niet. En voor de omstandigheden waarin een jongeman gevoelig wordt voor rekrutering voor de djihad, speelt zij zelfs een cruciale rol. Een kind ontwikkelt zelfrespect in een subtiele interactie tussen ouder en kind. Daarbinnen geldt wederzijds respect. Pas onder die condities krijgt het kind de ruimte om zelfreflectie en zelfkritiek te ontwikkelen. Met een moeder die onvoldoende wordt gerespecteerd, loopt haar zoon het risico op een gemankeerd zelfrespect en een onderontwikkeld vermogen tot zelfreflectie. Dit maakt hem kwetsbaar voor narcistische krenkingen en gevoelig voor radicale bewegingen die deze krenkingen schijnbaar kunnen opheffen.
Soms is de enige kans voor een arme negerjongen uit een Amerikaans getto om niet op het criminele pad te komen, zijn stevige, geëmancipeerde moeder. Scheldend en tierend en vol liefde weet ze hem voor de poorten van de bende weg te slepen. Zij kan die macht echter slechts uitoefenen door het respect dat hij voor haar heeft. Dat respect zou zij nooit gekregen hebben wanneer zij zomaar door mannen geslagen mag worden.
Hiermee zijn we precies beland bij de motivatie waarom Hirsi Ali Theo van Gogh heeft gevraagd de film 'Submission' voor haar te regisseren. Deze film is een aanklacht tegen vrouwenonderdrukking en mishandeling, tegen de tientallen gevallen van eerwraak de afgelopen jaren, een aanklacht tegen de grote aantallen zelfmoorden van jonge vrouwen die de spagaat tussen de eisen die het traditionele gezin aan hen stelt en de eisen van de moderne maatschappij, niet kunnen verdragen. Nu is aan de lange rij van vermoorde vrouwen, een man toegevoegd. Laat deze moord niet voor niks zijn geweest. Laten autochtonen samen met de gematigde islamitische medelanders de handen ineenslaan en een gemeenschappelijke vuist maken om vrouwenonderdrukking in Nederland te stoppen.
Interview door Franca Roiatta, in verband met vrouwen voor de djihad kiezen. Isis: nella mente delle terroriste. Februari 2015.
Sempre più donne promuovo il radicalismo islamico sui social media. Molte lasciano l’Europa per la Siria. Cosa le spinge a diventare vestali della jihad?
2 febbraio 2015
L'aspirante kamikaze Sajida al-Rishawi in tv dopo l'arresto nel 2005 –
Credits: Marco Di Lauro/Getty Images
Per rilasciare il giornalista giapponese Kenji Goto, e il pilota giordano Moaz al-Kassasbeh sabato 24 gennaio, l’Isis ha chiesto la liberazione di Sajda al Rishawi, aspirante terrorista suicida e vedova di un kamikaze. Il marito si fece esplodere nell’attentato al Radisson hotel di Amman in Giordania, nel 2005, nel quale persero la vita 38 invitati a una cerimonia nuziale. Le cinture di Sajda non funzionarono, venne arrestata e condannata a morte. “C’erano donne e bambini” avrebbe detto nella confessione, chissà se con un tardivo rimorso.
Il 6 gennaio scorso in un commissariato di Istanbul, la cintura, invece, ha funzionato, e la kamikaze entrata per denunciare un furto ha ucciso un poliziotto, ferendone un altro.
La presenza femminile nelle fila dei gruppi terroristici non è un fenomeno nuovo, come ricorda Mia Bloom, docente all’Università del Massachusetts Lowell nel libro Bombshell: The Many Faces of Women Terrorist (Esplosive: le molte facce delle donne terroriste). C’erano donne nei gruppi armati europei degli anni Settanta, e in quelli palestinesi, nelle Farc colombiane, nell’Ira nord irlandese e nella guerriglia Tamil dello Sri Lanka: una di loro si fece saltare in aria uccidendo Rajiv Ghandi nel 1991. Le “vedove nere” cecene erano nelcommando che assaltò il teatro Dubrovka a Mosca nel 2002.
Malika El Aroud, presunta terrorista da tempo finita nella lista nera del terrorismo insieme al marito, durante l'udienza del processo in Belgio in una foto senza data.
Ciò che colpisce oggi sono i numeri, la facilità con la quale tante ragazze cresciute in Occidente sono attratte dalla jihad. Secondo l’International institute for strategic studies (Iiss) di Londra,sarebbero 5 mila le donne coinvolte nel conflitto siriano con varie mansioni. Più di un centinaio (ma è difficile stabilire la cifra precisa) sarebbero quelle giunte dall’estero. Tra loro, Maria Giulia Sergio, 27 anni, diventata Fatima Az Zahara dopo la conversione, partita dalla Maremma grazie una filiera di reclutatori albanesi. Ma anche Hayat Boumedienne, compagna di Amady Coulibaly, l’attentatore del supermercato kosher di Parigi, scappata dalla Francia il giorno dopo la carneficina al settimanale Charlie Hebdo. E Samra e Sabina, 17 e 15 anni, che ad aprile 2014 hanno lasciato Vienna per andare in Siriaa sposarsi (una di loro nel frattempo sarebbe morta).
Cosa spinge ragazze come Samra e Sabina a rinunciare ai jeans e a un buon numero di libertà personali, per indossare il niqab e diventare mogli di terroristi o vestali della jihad? “Molto dipende dalle storie personali, da ciò che accade in quel preciso momentonella loro vita” spiega Elizabeth Pearson, che sta completando un dottorato al King’s college di Londra sulla radicalizzazione femminile. “Ma probabilmente il senso di avventura, l’idea di una nuova vita da condurre secondo canoni impossibili da seguirein Europa, giocano un ruolo in questa scelta, per noi difficile da comprendere. Per loro si tratta di un diverso tipo di libertà “.
Carla Rus, psichiatra olandese, ha lavorato a lungo con ragazzi e ragazze musulmani e ha tracciato un profilo delle giovani più propense a farsi ammaliare dai “pifferai magici” dell’estremismo. “Ci sono quelle spinte da motivazioni interiori e quelle che seguono ragioni romantiche” riassume Rus. “Tra le prime abbiamo giovani che in famiglia imparano di valere meno dei fratelli maschi, ma non sono disposte ad accettarlo. Vogliono affermare la propria identità. La strada offerta loro dai valori della civiltà occidentale, tuttavia, non le soddisfa. Per questo cercano online le risposte e finiscono per entrare in gruppi radicali, dove possono ottenere maggior prestigio”. Altre non hanno una personalità così spiccata. Dagli imam su internet e dai gruppi estremisti cercano rassicurazioni per riuscire a “conciliare la necessità di essere buone musulmane con lo stile di vita che la società in cui vivono propone loro” precisa Rus. Quelle che si innamorano di un jihadista o aspirante tale finiscono per subire “un vero e proprio lavaggio del cervello. Il gruppo di cui entrano a far parte le isola, smettono di frequentare gli amici di sempre. Se non ne escono in fretta il rischio di perderle è alto” conclude Rus.
“Le donne come gli uomini diventano terroriste per vendetta, alcune per cercare una sorta di redenzione, sicuramente per convinzione ideologica e fame d’azione” conclude Lori Poloni-Staudinger, docente alla Northern Arizona University, autrice di numerosi studi sul terrorismo femminile. “Considerarle solo come eccezioni o vittime non aiuta a comprenderne le ragioni”.
Concorda Fanny Bugnon, ricercatrice a Bordeaux e autrice di un libro in uscita in Francia sul terrorismo femminile, Les "amazones de la terreure" (Le" amazzoni del terrore"). “È difficile accettare che le donne,in grado di donare la vita, siano coinvolte in un’impresa di morte. Troppo spesso, tuttavia, l’Occidente presenta le terroriste come succubi di un uomo, o affette da qualche patologia. Non si pensa che possano perseguire un disegno politico, anche all’opposto della nostra democrazia”.
La difficoltà ad accettare che una donna possa persino farsi esplodere ha provocato numerosi morti tra le truppe americane in Iraq. La prima si fece saltare in aria nel 2005, poco dopo fu imitata da un’europeaconvertita, decisa a morire da martire in Iraq. “Il mondo intero fu colto di sorpresa, ed è a questo che probabilmente miravano i gruppi terroristici: non solo fare vittime, ma creare shock e accrescere la paura” ricorda Poloni-Staudinger.
La mente dietro il ricorso alle donne kamikaze era Abu Musab Al Zarkawi, capo di al Qaeda in Iraq, progenitore dell’Isis. “Erano armi efficaci, poco costose e permettevano anche di chiamare gli uomini all’azione: “vedete, lo fanno pure le donne”” afferma Pearson. “Questa però rimane un’eccezione, difficile dire se si ripeterà. C’è un intenso dibattito in seno alle organizzazioni terroristiche islamiche per stabilire fino a che punto le donne possano essere impiegate nella jihad”.
Sui social media, rilevano varie analisi, sono molto più attive, e spesso anche più radicali, degli uomini. Ne aveva già dato prova Malika El Aroud, belga di origini marocchine, moglie dell’uomo che nel 2001 uccise Ahamd Shan Massoud (il leone del Panshir) in carcere dal 2010 per terrorismo. Fu la prima campionessa della propaganda online. “Scrivere, parlare. Questa è la mia jihad” disse in un’intervista. “Scrivere può essere una bomba”. Ma per alcune le bombedevono essere vere.
© Riproduzione Riservata