Fatale spagaat bedreigt moslim- en hindoetieners
Suïcide
Interview met Carla Rus door Marc van Dijk, Trouw, 29 september 2005
Zelfmoord is onder jongeren de laatste vijftig jaar gestaag toegenomen, al lijkt er de laatste jaren enige stabilisatie op te treden. Toch blijven bij vooral moslim- en hindoemeisjes de cijfers zorgwekkend.
Psychiater Carla Rus is getroffen door de overeenkomsten tussen twee suïcidale tienermeisjes die bij haar in behandeling waren. Zo’n tien jaar geleden meldde zich een streng-gereformeerd meisje bij haar.
Rus: „Ze zat in 5-vwo, had veel behoefte aan zelfontplooiing, ze wilde uitgaan. Maar haar ouders verboden haar zo’n beetje alles. Ze bevond zich in een spagaat tussen de restricties van thuis en de vrije levenswijze van haar klasgenoten.” Na de eerste megadosis slaappillen kwam ze bij Rus terecht.
Omdat Rus zelf ook gereformeerd opgevoed is, bedacht ze al snel dat ze er een – ruimdenkende – dominee bij wilde hebben. Het werkte. „Na gesprekken met de dominee leerden haar ouders dat ze het meisje iets meer los moesten laten.”
Recenter meldde zich bij Rus weer een meisje uit 5-vwo, moslim in dit geval. „Dezelfde symptomen, dezelfde spagaat. Ze mocht zo ongeveer alleen maar naar school.”
De afloop was anders. Ook na de eerste suïcidepoging waren de ouders voor Rus moeilijk te bereiken. „De moeder was zeer ingetogen, de vader was zo streng dat hij me de deur uit zette. Natuurlijk moest ik denken aan het meisje op de Veluwe. Ik ben imams gaan bellen, maar die kozen eenzijdig de kant van de ouders. Nadat een vriendinnetje van het meisje zelfmoord pleegde omdat ze werd uitgehuwelijkt, sloeg ook zij de hand aan zichzelf.”
Het is bepaald niet het enige suïcidegeval bij jonge moslima’s dat Rus in haar praktijk heeft meegemaakt. Af en toe wordt ze moedeloos van de reacties van ouders. „Soms is het verkapte eerwraak. Dan kom ik na afloop in zo’n gezin, en dan merk ik dat er eigenlijk geen verdriet leeft; men had er baat bij dat het gebeurde. Eén keer toonde een broer zich zelfs opgetogen: zijn zusje had het in zijn ogen verdiend.”
Kwetsbaarheid voor suïcide begint vaak op jonge leeftijd, stelde hoogleraar psychologie Ad Kerkhof (VU) onlangs op een congres. Maar juist voor suïcide onder jongeren en adolescenten is in Nederland te weinig aandacht. Dat geldt volgens Carla Rus zeker ook voor het verband met de cultureel-religieuze achtergrond.
En die achtergrond speelt zeker een rol. Het aantal zelfmoordpogingen bij allochtone meisjes is gemiddeld vijf keer zo hoog als bij autochtone, en het aantal geslaagde zelfmoorden is twee keer zo hoog. Vooral jonge moslims en hindoes springen hierbij in het oog.
In Den Haag bleek dat (veelal islamitische) Turkse en Marokkaanse meisjes twee keer zo vaak zelfmoord plegen als hun autochtone leeftijdsgenoten, en hindoestaanse meisjes vier keer zo vaak. De verontrustende situatie van die laatste groep kwam aan het licht door een onderzoek van Betty Salverda, waarin zij onder andere signaleerde dat de meisjes geen steun kunnen vinden bij de eigen groep.
Hans Krikke schreef in opdracht van de gemeente een boek over de beweegredenen van deze jongeren. De leerlingen van het Haagse Terracollege, die hij interviewde, leiden volgens hem ’een dubbelleven’. „Ze zijn loyaal aan twee waardensystemen die haaks op elkaar staan”, zegt Krikke. „Buitenshuis schrijf je ’ik’ met een hoofdletter, is het de bedoeling dat je verliefd wordt en op z’n minst gaat knuffelen. Maar thuis zou dat de eer van vader en broers aantasten.”
Maagdelijkheid is volgens Krikke ’de achilleshiel van vader’. „Zodra de meisjes de middelbare school verlaten, veranderen hun vader en broers in bewakers. En moeder stelt zich vaak op als een trouwe adjudant van vader.”
De dubbele loyaliteit, of de ’spagaat’, is verwarrend en uiteindelijk deprimerend. Volgens Krikke komt de onmogelijke positie voort uit de scheve verhoudingen tussen mannen en vrouwen, de gedwongen partnerkeuze en de gebrekkige communicatie tussen ouders en kinderen. „Als er in een traditioneel hindoe-gezin al over de problemen van een kind gepraat wordt, schakelen de ouders een pandit in. Die komt dan langs om de ellende te bezweren met zwarte magie. Daar haalt zo’n tiener in veel gevallen de schouders bij op.”
Imams en pandits zijn vaak de eersten die een telefoontje krijgen na een zelfmoordpoging. Tjandrika Rangoe, maatschappelijk werker in Den Haag, betreurt het dat deze geestelijken vaak ’blijven steken in het verleden’. „Ze zouden ons onmiddellijk op de hoogte moeten stellen van de situatie. En ze moeten meer moeite doen hun traditie te laten aansluiten bij het heden. Zoals moderne, in Nederland opgeleide pandits, die zeggen gewoon: ’Die depressie van jou, daar is niets bovennatuurlijks aan, die komt door je problemen thuis’.” Maar de slechte communicatie tussen ouders en kinderen is volgens Rangoe minstens zo invloedrijk als de religieuze factoren. ,,Ze praten niet met elkaar, of uitsluitend op verwijtende toon.”
Meisjes doen twee keer zo vaak een zelfmoordpoging als jongens, maar de pogingen van de jongens zijn vaker effectief. Een poging is de beste indicatie voor een latere zelfmoord; tien procent van degenen die een poging doen, pleegt uiteindelijk daadwerkelijk suïcide.
Maar in veel gevallen wordt er niet, of niet effectief op het signaal gereageerd. In Den Haag doet de helft van de jongeren die na een eerste poging in de hulpverlening terechtkomen, binnen een jaar wéér een poging. Een bewijs van de ernstige mismatch tussen hulpvraag en hulpverlening, vindt Krikke.
Het maatschappelijk werk in Den Haag werkt met de gemeente aan de verbetering van die aansluiting; er zijn onderzoeken gedaan, conferenties gehouden, er is een speciale functionaris aangesteld bij de GGD. Maar nog steeds is het onderwerp voor velen taboe. Een pandit deed de cijfers op tv af als ’overtrokken’. Rangoe: „Wij willen vooral dat de hindostaanse gemeenschap (zowel moslims als hindoes, red.) het probleem erkent. Er zijn nog altijd mensen binnen de gemeenschap die zeggen dat de vuile was niet buiten moet worden gehangen en dat men het zelf wel oplost.” Rangoe zegt nu voor het eerst op grote schaal naar buiten te treden met uitgebreide voorlichting, bijvoorbeeld op evenementen waar de Surinaamse gemeenschap aanwezig is. Op scholen eist het maatschappelijk werk meer betrokkenheid van leerkrachten. Rangoe: „Docenten moeten alert zijn op signalen van leerlingen die het slecht maken. Ze mogen zich niet verschuilen achter hun vak.”
Carla Rus benadrukt het belang van transculturele psychiatrie, waarin een brug wordt geslagen tussen westerse methoden en andere culturen. Rus: „Dat gaat steeds beter, maar het blijft een heikel punt als de gezinnen te gesloten zijn.” Ze hoopt dat de imams in Nederland meer pastorale zorgtaken op zich zullen gaan nemen.
Hans Krikke vindt dat ook voor autochtone Nederlanders een belangrijke rol is weggelegd. „Xenofobie en islamofobie zet deze gezinnen extra onder druk. Als moslim kun je tegenwoordig niets meer goed doen. Dus trekken veel ouders zich terug in hun traditie, waarin ze zich wél gewenst voelen. Voor hun kinderen trekken ze de teugels daardoor nog strakker aan. De cultuurclash speelt zich dus met name thuis af, en jongeren delven daar vaak het onderspit.”
30000 pogingen
In Nederland beroven gemiddeld vier mensen per dag zichzelf van het leven, dat betekent rond de 1500 mensen per jaar. Het aantal pogingen is nog eens 20 keer zo hoog (30000 per jaar). De pogingen worden vooral door jonge mensen gedaan, algemeen beschouwd als ’noodkreten’. Ook verwonden op jaarbasis naar schatting 15000 scholieren zichzelf.Toch vallen jongeren in de cijfers die het Centraal Bureau voor de Statistiek onlangs publiceerde over zelfmoord in 2002 niet direct op. De cijfers laten een breuk zien met de in 1985 ingezette dalende trend. In de totale stijging van 6 procent spelen de jongeren geen rol; er is de laatste jaren onder jongeren sprake van stabilisatie.Maar als je kijkt naar de lange termijn is er geen categorie suïcidale mensen die zo gestaag gegroeid is. Want terwijl het aantal zelfdodingen bij ouderen (vooral bij mannen van middelbare leeftijd) nu voor het eerst weer toeneemt, is het aantal suïcides bij jongeren de afgelopen decennia constant blijven stijgen. Het is nu tweeënhalf keer zo hoog als in 1950.
Religie kán steun zijn
Over het algemeen verkleint religie de kans op zelfmoord, zo blijkt uit buitenlandse onderzoeken. Volgens psychiater Carla Rus kunnen bepaalde gebruiken en rituelen een belangrijke, steunende rol vervullen, en kan religie betekenis geven aan moeilijke situaties. “Met name bij ouderen met een chronische ziekte is het geloof een buffer tegen stress. Waarschijnlijk doordat zij een sterkere persoonlijke geloofsbeleving hebben dan jongeren.“Persoonlijke devotie blijkt namelijk een belangrijker factor in de bescherming tegen psychische stress dan institutionele religie. Institutionele religie is de enige dimensie die een negatieve samenhang heeft met geestelijke gezondheid. Terwijl kerkbezoek bij ouderen een beschermende factor tegen eenzaamheid is, kan het voor jongeren juist beperkend werken. Rus: “Zij lijden meer onder de ge- en verboden van het instituut kerk, die hen in de weg staan bij zelfontplooiing.“ Als de religieuze socialisatie te sterk wordt, kan religie de kans op zelfmoord vergroten. Rus: “Dat zie je bij de moslim-, en hindoemeisjes die in een spagaat terechtkomen tussen twee werelden.“