De lokroep van de islam
Steeds meer Hollandse meiden bekeren zich tot de islam. Vaak niet onder invloed van een moslimvriendje, maar uit eigen beweging. Psychiater Carla Rus probeert het fenomeen te verklaren. Wat beweegt jonge vrouwen tot een overgave aan Allah? En wat zegt dat over onze maatschappij?
In: Opzij, september 2006 Beeld Heidi de Gier
Het aantal autochtone meiden dat zich tot de islam bekeert, neemt toe. Officiële cijfers zijn er niet, maar wie elk jaar de Nederlands-islamitische conferentie in de Al-Furqan-moskee in Eindhoven bezoekt, dé ontmoetingsplaats bij uitstek voor nieuwe moslima’s, zal dit onmiddellijk beamen. Voor iemand zoals ik, die zich eind jaren zestig als jonge vrouw heeft ontworsteld aan het gereformeerde geloof dat ook zoveel ge- en verboden kent, is dit in eerste instantie onbegrijpelijk. Welke jonge vrouw doet vrijwillig afstand van de rechten en vrijheden die mijn generatie vrouwen tijdens de tweede feministische golf met zoveel moeite heeft verworven?
We kunnen het fenomeen afdoen door die meiden te zien als beïnvloedbare pubers met een bevlieging, of als verraders van onze westerse cultuur. We kunnen hun gedrag ook als een spiegel opvatten. Wat vinden ze bij de islam dat in onze samenleving ontbreekt? Zijn ze op zoek naar de geborgenheid die in onze geïndividualiseerde en geseculariseerde maatschappij verloren dreigt te gaan? Zetten zij zich af tegen de oppervlakkige consumptiemaatschappij en tonen ze ons met hun ingetogen levensstijl dat het oude spreekwoord ‘ledigheid is des duivels oorkussen’ nog steeds geldig is? Of protesteren ze met hun zelfgekozen hijab (lang gewaad) en niqab (gezichtssluier) tegen de doorgeschoten vrije seksuele moraal waarin de vrouw vaak als lustobject wordt gezien?
Volgens cultuurpsycholoog Maerten Prins is de islam voor jongeren een religieuze concurrent van subculturen als gabber en gothic. Inderdaad heeft de islam een eigen stijl van kleding, jargon en boeken die aantrekkingskracht kan uitoefenen. Maar de ruim honderd bekeringsverhalen van autochtone jonge vrouwen op www.moslima.nl wijzen niet op een voorbijgaande trend, zoals bij de gabbercultuur. Daarvoor is de keus van deze jonge vrouwen veel te serieus: ze bekeren zich nooit in een opwelling en ze geven er veel voor op. Vaak willen ze zo graag laten zien dat het hun menens is dat ze orthodoxer zijn dan meisjes die in een islamitisch gezin zijn opgegroeid. Ze dragen een sluier en zien eruit als nonnen. En hun verlangen tot overgave aan Allah doet denken aan de motieven waarmee jonge vrouwen vroeger uit eigen beweging het klooster in gingen. Ook de non belooft omwille van het Koninkrijk Gods gehoorzaamheid en zuiverheid, en wil via afzondering, gebed en ascese – het beperken van geestelijke en lichamelijke genietingen – tot geestelijke groei komen.
Naast overgave, dat je als een innerlijk proces kunt omschrijven, is er ook sprake van onderwerping aan een systeem van rituelen en ge- en verboden. Een systeem dat net als in de katholieke Kerk grotendeels door mannen wordt gedomineerd. Behalve dat het eigen ego terzijde wordt geschoven ten behoeve van het Koninkrijk Gods, wordt het ego dus ook ondergeschikt gemaakt aan het Koninkrijk van de Man. Zo moest zuster Maymuna van de Amsterdamse Badar-moskee lijdzaam accepteren dat zij met een groep vrouwen door het mannelijke moskeebestuur buiten de moskeedeur werd gezet omdat ze een ongehuwde, zwangere vrouw hielpen.
Net als in de katholieke Kerk worden in de moskee rituelen en spreuken gebezigd in een voor de meeste mensen niet te begrijpen taal: het Arabisch. Tot voor kort werd ook de katholieke mis in het Latijn gehouden en rituele spreuken worden nog steeds in deze taal uitgesproken. De geloofsachtergrond van de islamitisch geworden Hollandse meisjes is opvallend vaak ‘verwaterd’ katholiek. Vaak hebben ze kritiek op het feit dat hun (groot)ouders dat geloof zo weinig principieel uitoefenen. Ook in de bijbel staat immers het ritueel van vasten, offeren, besnijdenis en verbod op varkensvlees beschreven. Jongeren zijn vaak allergisch voor hypocrisie, zodat dit mogelijk meespeelt in de afweging om niet opnieuw voor het christendom te kiezen.
Pubers en adolescenten zijn op zoek naar hun eigen identiteit en willen grenzen verleggen: nieuwsgierigheid naar iets totaal nieuws zal dus zeker ook een rol spelen. Soms beluister ik in de verhalen een identiteitscrisis, waarbij houvast gevonden wordt in de vele leefregels van de islam. Meestal stuit de zoektocht naar een eigen identiteit bijna toevallig op de islam: via een moslimman waarmee de jonge vrouw een relatie heeft of via een groep islamitische vriendinnen waar ze graag bij wil horen.
Zo’n club meisjes heeft het vaak erg gezellig. Ze wisselen giechelgedrag af met extatische momenten, zodat zich aan mij de vergelijking met een fanclub opdringt: een fanclub van Mohammed. De clubleden zijn – zoals in elke exclusieve, besloten vereniging – onderhevig aan conformeringsmechanismen, hoewel ze onderling opvallend tolerant zijn wat betreft de verschillende stadia van geloofsaanvaarding. Meisjes met een burqa zitten stevig gearmd met modern geklede meisjes: de solidariteit is groot. Maar uiteindelijk is het doel toch het doen van de shahada (geloofsgetuigenis). Je hoeft hiervoor slechts één zin in het Arabisch uit te spreken: ‘Ik getuig dat er geen god buiten Allah is en dat Mohammed zijn boodschapper is.’ Bij voorkeur in aanwezigheid van moslims. De getuigenis moet met de juiste intentie worden uitgesproken: haar alleen afleggen vanwege een partner is onvoldoende. Omdat geboren moslims van jongs af aan meerdere malen per dag de shahada in hun gebeden opzeggen, hoeven zij geen aparte getuigenis af te leggen.
Hoe komen deze meiden in godsnaam zo jong aan een verlangen naar een leven na de dood? Is onze huidige maatschappij voor hen inderdaad zo’n tranendal?
Na de shahada vindt er geleidelijk een identiteitswisseling plaats, wat zich onder andere uit in het aannemen van een nieuwe, islamitische naam. Ook getroost het meisje zich veel moeite om Arabische gebeden te leren uitspreken en om teksten, zoals het uitgeschreven bekeringsverhaal, te doorspekken met fonetisch geschreven Arabische spreuken. Het is een soort omgekeerde msn-taal: niet versimpeld maar juist met veel omhaal van woorden, uiterst beleefd en vooral vol nederige eerbied ten opzichte van Allah en zijn profeet. Voor mij als ex-gereformeerde, die zich heeft ontworsteld aan een externe autoriteit en op haar eigen autoriteit heeft leren vertrouwen, is dat schokkend om te lezen. Eigenlijk zeggen deze vrouwen dat ze zonder religieuze leider geen raad met het leven weten en dat zij zichzelf onvoldoende vertrouwen op het gebied van de moraal. Zou de Amerikaanse feministe Elizabeth Debold dan toch gelijk hebben dat er in de derde feministische golf meer ruimte moet komen voor spiritualiteit? Veel vrouwen hebben blijkbaar een ‘gen voor geloof’ en als je dat negeert, loop je het risico dat je een deel van hen kwijtraakt.
Wat ten slotte bij alle meiden terugkomt, is het verlangen naar het paradijs. Om hierin een plekje te verwerven, moeten ze tijdens het aardse leven een eerbare en goede vrouw zijn, die veel voor anderen overheeft. Hoe komen deze meiden in godsnaam zo jong aan een verlangen naar een leven na de dood? Is onze huidige maatschappij voor hen inderdaad zo’n tranendal? Dat meiden het tegenwoordig moeilijk hebben, zien we aan het hoge aantal suïcidepogingen. Het aantal zelfdodingen onder jongeren is tweeënhalf keer zo hoog als in de jaren vijftig. Het aantal suïcidepogingen is een veelvoud hiervan en gebeurt twee keer zo vaak door meisjes als door jongens. Daarnaast blijkt uit recent onderzoek dat één op de veertien meisjes zichzelf soms beschadigt, drie keer zo vaak als jongens. Naast gebrek aan geborgenheid in de samenleving kan het permanent opvoeren van de jonge vrouw als consumptieproduct en lustobject hieraan debet zijn. Dit knabbelt immers voortdurend aan haar waardigheid en roept existentiële leegte op. De bekeringen wijzen er in ieder geval op dat sommige jonge vrouwen hun waardigheid en de zin van hun leven niet langer in onze westerse samenleving zoeken, maar op exotische plekken.
Ten strijde trekken tegen de islamitisch geworden Hollandse meiden heeft geen zin; de geschiedenis van het christendom leert ons dat geloof juist tegen de verdrukking in groeit. Ze zullen teruggelokt moeten worden via goede voorbeelden: vrouwen met eigenwaarde die vanuit innerlijke beschaving anderen helpen zonder er een beloning voor terug te verwachten – ook niet achteraf in het paradijs.