spinnenliefde
moeders sterven nooit alleen die tijd dat ene uur –
je zit vast in haar onsterfelijke web
tot jij uit duizend draden van haar ontwart.
de mijne stikte haar regels op jurken, rokken,
ondergoed. tijdens neuriën vogelzoet
was ik bijna opgevreten,
dus mat ik in omhelzingen scherp onze kloof
met haar meetlint liet ik mijn liefde luchten,
hakkelende liefde, bijna een gevecht.
jaren na haar dood zat zij plots op mijn bank.
niet op mijn stoel.
nu ja, plots …
eerst sloop ik een aanloopje, knipte haar stiksel weg,
schudde mijn hoofd hard voor een eigen kijk,
proefde het zoete bitter zelf te baren en peilde
haar tijdgeest: toen moeders nog verplicht
in hun kroost en het aanrecht woonden.
in dromen kwam ik haar steeds meer tegen,
maar ik riskeerde niets zonder wapen:
haar centimeter.
ik begon ons af te pellen,
laag voor laag te gaan
tot waar geen woorden leven.
tijdens mijn tocht langs bergen en ravijnen geurde
zij zo diep naar ma de lief dat ik de tijd aanbrak
en zonder zekering
sprong.
ik durfde omhelzen, versmelten zonder
op te lossen. eindelijk kon ik haar verteren,
raakte ik volgroeid.
de draden lieten los en ze verdween
tussen fonkelende nevels aan de hemel:
lichtjaren weg nooit zo dichtbij.