Schuilen
1
haar witte jurk gekant en vol geruis,
de ranke armen open voor een ieder
sluiten alleen hem dicht tot een thuis.
het afscheid maakt hem tot nestvlieder
de vrouw is trots op haar soldaat en zal
elke mail, elk app, elke blog lezen,
vol vertrouwen amper iets te vrezen:
de kans op zijn dood is een klein toeval
zijn vinger roert haar lippen wijd
zijn tong glipt naar binnen vlijt
zich samen met haar sap en dicht
haar donkere holletje een veilig plein
zonder gezicht, gehoor en oh zo klein:
een speelkwartier in ‘t tere licht
2
waar is zijn hart onder ’t zware gewicht?
hij spiedt over het zand in zijn armen
een spuit, zijn aard gebukt onder plicht.
gesluierd smeekt de vrouw om erbarmen
zijn ziel vlucht zijn schutkleuren uit
terwijl zijn hand met ring granaten
gooit naar trommelvliezen. zijn bruid
verdwijnt ver weg zijn zijn maten
automatisch is zijn wapen, automatisch
zijn geest. de dreun bereikt zijn borstvlies,
het vuur grijpt om hem heen
de doden zijn niet van hen, maar van
wie wel? is zij de vrouw van die man
in hun schootsveld: dat stomme toeval?
3
verlof bevrijdt hem uit de hel
even wel waar is zijn ziel gebleven?
zijn hamers timmeren tijdloos schel,
het aambeeld laat zijn muren beven
’s nachts schokt hij overeind,
ziet aan zijn voeteneind als waar
dat opengereten hoofd: dierbaar
voor haar die nooit verdwijnt
schichtig is hij, ziet een spoor van
rode rotjes op straat, kruipt samen
met de hond ver weg van de ramen
schuilen in haar schoot gaat niet
meer. weggekwijnd geen hooglied
voor hem die almaar in ‘t zand spiedt
Carla Rus, Dec. 2016