Mijn vader heeft gekozen
De vader van psychiater Carla Rus ging tijdens de Tweede Wereldoorlog bij het verzet in Zeeland. Ze is trots op hem: zijn ethische opstelling heeft grote invloed gehad op haar eigen leven. Rus hekelt de opvatting van historici als Ad van Liempt, die het 'goed' of 'fout' zijn in de oorlog niet als morele keuze beschouwen, maar aan de toevallige loop der dingen toeschrijven.
In: Trouw (Letter & Geest). 24 april 2010.
Wij staan op de grens waar herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog overgaan in de geschiedenis hiervan. Zo heeft de Nationale Federatieve Raad van het Voormalig Verzet Nederland besloten zichzelf dit jaar op te heffen, vanwege de hoge ouderdom van de overgebleven leden. Op deze scheidslijn verschenen eind 2009 'De Oorlog' van Ad van Liempt en 'Goed en Niet fout' van Koos Groen. Deze boeken markeren een paradigmawisseling in het denken over de oorlog. Het klassieke goedfout denken dat tot de jaren tachtig in zwang was, is verlaten. Historica Barbara Henkes spreekt over een 'grijs perspectief', waarin daders en slachtoffers zomaar stuivertje kunnen wisselen en iedereen slachtoffer is van de onafwendbare loop der geschiedenis.
Als dochter van een verzetsman vind ik dat Van Liempt is doorgeschoten in een te abstracte, amorele visie op de oorlog. Zowel in zijn boek, als in zijn - overigens prachtige - gelijknamige televisieserie. Hij lijkt te vergeten dat er nog steeds mensen leven die de oorlog in vol besef hebben meegemaakt. De morele dilemma's waarvoor zii. zich in de oorlog geplaatst zagen, staan bij sommigen nog in hun geheugen gegrift.
Ik heb het voorrecht een vader te hebben die de oorlog heel bewust heeft meegemaakt en die in het Zeeuwse (ongewapende) verzet zat. Zijn ethische opstelling in de oorlog heeft grote invloed gehad op mijn eigen leven. Hij heet Jaap Rus, is 86 jaar, intelligent, reflectief en communicatief. Ik heb dus de kans om de door Van Liempt als geschiedenis gepresenteerde feiten te checken bij een directe getuige en kom tot de schokkende conclusie dat er in het kleine stukje dat Van Liempt aan de Zeeuwse oorlogsgeschiedenis wijdt nu al fouten zitten. Zo zwakt hij de rol die het verzet in de oorlog heeft gespeeld erg af, inclusief het Zeeuwse verzet.
Natuurlijk, het is goed om na 65 jaar genuanceerd op de oorlog terug te kijken en ieders rol zonodig te relativeren. Als psychiater weet ik maar al te goed dat naast edele motieven om het goede te doen vaak ook eigenbelang een rol speelt. En bij de motieven die tot zogenaamd 'slecht' gedrag leiden, spelen vaak ook de omstandigheden van mensen mee; kwetsbaarheid, gestuwde emoties, trauma's, indoctrinatie. Ook onderschrijf ik de mening van Van Liempt dat toeval een niet te onderschatten rol speelde of je in de oorlog aan de goede of aan de slechte kant terechtkwam. Maar Van Liempt wil dit blijkbaar zo graag aantonen, dat hij zijn voorbeelden selectief kiest. Hierdoor krijgt het toeval onterecht een hoofdrol toebedeeld. Van Liempt verwaarloost het morele aspect, hij verzuimt op zoek te gaan naar de motieven in de hoofden van mensen die hun handelen bepaalden. Hierdoor dreigen de mensen die leefden tussen 1940-'45 een grijze, willoze massa te worden. Ook in tijden van nood zijn mensen niet louter speelbal van het lot. Ze staan elke dag voor dilemma's. Zelfs op de enkele vierkante millimeter toegestane bewegingsvrijheid kunnen ze nog kiezen.
Verzetsgroep Goes
Jaap Rus, mijn vader, zat bij een verzetsgroep in het stadje Goes. Dat het juist déze verzetsgroep is geworden, was inderdaad toeval: hij werd erop attent gemaakt door zijn beste vriend Wim Quakkelaar. Mijn vader was 17 jaar toen de oorlog uitbrak, zat nog op de hbs en had geen verplichtingen ten opzichte van vrouw en kinderen. Dat schiep de condities om die stoute stap te wagen. Maar toch moest hij er eerst een nachtje over slapen. Hij wist immers dat hij hierdoor grote risico's liep. De stap zelf was dus geen toeval, maar een persoonlijke keus. Van Liempt maakt mensen kleiner dan ze zijn wanneer hij ze die keuze achteraf afneemt.
Het in opstand komen tegen een totalitair regime en ernstige schendingen van mensenrechten was voor mijn vader en vele anderen een bewuste daad. Het had niets met het eigen overleven te maken, maar alles met verantwoordelijkheidsgevoel voor het grotere geheel.
Hiermee wil ik niet zeggen dat we geen begrip moeten opbrengen voor mensen die niet in het verzet gingen. Omstandigheden en angstniveau waren immers allesbepalend en bij iedereen verschillend. We kunnen ook begrip opbrengen voor mensen die 'foute' handelingen moesten verrichten, zoals spoorwegbeambten die zich niet durfden te verzetten wanneer zij Joden moesten vervoeren, uit angst hun baan te verliezen. Het was óók toeval dat deze mensen juist in de oorlog bij de spoorwegen werkten. Maar bij elk van die verschrikkelijke ritten zagen zij zich wel voor een persoonlijk dilemma geplaatst en maakten zij - vaak met pijn in hun hart - een keus: vóór hun eigen gezin en daardoor noodgedwongen tégen Joodse gezinnen.
Verdedigingsreacties
In een oorlog worden mensen psychologisch en fysiek ernstig bedreigd. Globaal hebben ze dan vier verdedigingspatronen ter beschikking: flight (vluchten), freeze (bevriezen), fight (vechten/verzetten) en submission (overgave).
Historici maken van de mensen tijdens de oorlog een grijze, willoze massa
Welke verdedigingsreactie er wordt geactiveerd is afhankelijk van de (onbewuste) taxatie welke hiervan de beste overlevingskansen biedt. Meestal biedt 'overgave' de beste overlevingskansen in oorlogstijd. Daarom hebben mensen zich in de Tweede Wereldoorlog ook zo massaal overgegeven aan het nieuwe regime, en hier passief of actief aan meegewerkt. Het leven moest voor het oog zo normaal mogelijk lijken. Dat hielp de verdringing – niet te zien wat voor verschrikkelijks er gaande was – in stand te houden en daarmee het hoofd boven water te houden.
Maar Van Liempt suggereert dat het leven voor veel mensen in de eerste vierenhalf jaar van de oorlog grotendeels ’gewoon’ doorging. Dat was veelal schijn. Als bewijs voor dit ’gewone’ leven voert hij een dagboek op van een pubermeisje, dat luchtig babbelt over een mooie jurk die ze wenst en andere verlangens die een puber zoal heeft. Dit ’bewijs’ verraadt een gebrek aan psychologisch inzicht. Waarschijnlijk verlangde dit meisje zo hartstochtelijk dat het leven gewoon doorging, dat zij in haar dagboek vluchtte naar een normale werkelijkheid. Niet iedere adolescent was, zoals Anne Frank, in staat en bereid om de gruwelijke werkelijkheid onder ogen te zien.
De verdedigingspatronen die onder de bezettingsmacht de meeste overlevingskans boden – letterlijk en psychologisch – waren dus: vluchten (in werkelijkheid of in fantasie), bevriezen (onderduiken of je stilhouden) en overgeven. Vechten of verzetten was gevaarlijk en diende op geen enkele manier het eigen overleven. Toch is dat waar verzetsmensen voor kozen.
Het Zeeuwse verzet speelde een rol bij de strategisch zeer belangrijke Slag om de Westerschelde. Het is een bijna blinde vlek in onze vaderlandse geschiedenis, anders kan ik niet verklaren waarom in de serie ’De Oorlog’ wordt beweerd dat het verzet geen concrete invloed heeft gehad op het verloop van de oorlog. In de nazomer van 1944 was de havenstad Antwerpen vrijwel onbeschadigd in handen gevallen van de Britten, maar onbruikbaar omdat de toegangsweg tot die haven, de Westerschelde, nog in handen was van de Duitsers. Te lange aanvoerwegen vanaf de noodhaven in Normandië naar het front belemmerden een snelle opmars van de geallieerden.
De verwachte doorstoot bij Arnhem was mislukt. Er vielen bij deze Slag om de Schelde naar schatting 50.000 doden, zowel aan geallieerde, Duitse als Zeeuwse zijde. Zo werd de zeedijk bij Westkapelle op Walcheren door zware bombardementen doorbroken, waarbij het dorp vrijwel van de aardbodem werd gevaagd. Ook de dijken bij Veere, Vlissingen en Rammekens werden door bombardementen doorbroken, waardoor Walcheren deels onder water kwam te staan. Daarna landden de geallieerden in Vlissingen en Westkapelle. Er vonden hevige straatgevechten in Vlissingen plaats, en het hele duin- en bosgebied tot Vrouwenpolder werd van bunker tot bunker door de geallieerden heroverd. Ook bij de Sloedam – toegangspoort van Walcheren tot Zuid-Beveland – is zwaar gevochten.
Het verzet heeft de geallieerden voorafgaande aan de Slag geografische en waterstaatkundige informatie gegeven over de Atlantikwall langs de kusten van West Zeeuws-Vlaanderen en Walcheren. Ook bood het informatie en daadwerkelijke hulp tijdens de bevrijding zelf. Het officiële bestuur stond immers volledig onder Duits militair gezag, dus wie anders kon deze informatie over de lokale situatie aan de geallieerden verstrekken? Er waren verschillende aanpalende Zeeuwse verzetsgroepen bij betrokken.
Mijn vader werd vanwege zijn vervolgstudie op het Zeeuws Technisch Instituut (een soort hts) in eerste instantie vrijgesteld om tewerkgesteld te worden door de Duitsers, maar aan het eind van de oorlog gebeurde dat alsnog. Hij kwam te werken in Westkapelle bij TOT, de bouworganisatie van de Duitse Wehrmacht. Eerst wilde mijn vader onderduiken, maar zijn ondercommandant in het verzet Marien de Groot zei: „Je moet juist gaan en je ogen en oren openhouden en mij verslag uitbrengen”. Opnieuw moest mijn vader kiezen. De tewerkgestelden kwamen tijdens hun werkzaamheden – het transporteren van zand – dichtbij de verdedigingswerken. Mijn vader kon de radarpost ten zuiden van Westkapelle redelijk goed observeren en in zich opnemen, evenals de constructie van de versperringen op het strand: met dank aan zijn technisch inzicht en fotografisch geheugen. Eenmaal thuis in Goes maakte hij hier uit zijn herinnering technische schetsen van en leverde die, tezamen met de mondelinge overdracht van wat hij gezien had, af bij zijn ondercommandant. Die zou deze gegevens op zijn beurt weer doorspelen naar de geallieerden (ze hadden een eigen zender). Het was belangrijke informatie, omdat de verdedigingswerken goed verborgen lagen in bos en duinen en de luchtfoto’s in die tijd nog van slechte kwaliteit waren. In de loop van de oorlogmoest een deel van de verzetsgroep onderduiken, ook mijn vaders commandant Daan Kloosterman.
Ondercommandant Marien de Groot, die hem als commandant verving, is op 8 oktober 1944 gefusilleerd. Mijn vader is toen zeer bevreesd geweest dat het mogelijk zíjn tekeningen waren die Marien noodlottig zijn geworden. Hij heeft dit idee actief verdrongen, om door te kunnen met zijn leven. Ook Daan voelde zich erg schuldig, omdat door zíjn opdrachten mensen van zijn groep zo’n gevaar hadden gelopen, en heeft na de oorlog een serieuze suïcidepoging gedaan. Vriend Wim, die naar Limburg was gevlucht om aan gedwongen tewerkstelling in Duitsland te ontkomen, heeft op zijn onderduikadres een ernstige infectie opgelopen en is op 21-jarige leeftijd gestorven.
Ook mijn vader moest tenslotte onderduiken en is op het nippertje aan de dood ontsnapt, omdat de nacht dat de Duitsers hem bij zijn ouders zochten, hij juist ondergedoken zat bij de buren. Hij heeft de laarzen van de Duitse militairen horen stampen en is doodsbang geweest dat de Duitsers uit wraak zijn ouders en zijn drie jongere zussen zouden oppakken. Dat is gelukkig niet gebeurd.
Velen gaven zich over en werkten mee aan het nieuwe regime
Het was geen toeval wanneer je bij het verzet ging. Als dat wel zo was geweest, zouden de ruim 15.000 mensen van het georganiseerde verzet lukraak verdeeld zijn geweest over de bevolking. Maar het verzet bestond grotendeels uit gereformeerden en communisten. Mensen die principieel waren en trouw aan een hoger moreel besef. Mijn vader gelooft in God, ik niet meer. Maar beiden zijn we ervan overtuigd dat je niet zonder moraal kunt. Het is merkwaardig om te denken dat de beste houding ten opzichte van iets amoreels als een bezetting een amorele houding zou zijn. Nuanceren is goed, maar mag niet ontaarden in onverschilligheid. Ook is het ongeloofwaardig dat, zoals Van Liempt suggereert, de meeste mensen in de oorlog ’gewoon’ doorleefden. Hij heeft verzuimd onderhuids te kijken, waar al die tijd iets broeide. Dat leidde ertoe dat direct na de oorlog een verschrikkelijke volkswoede uitbrak jegens collaborateurs.
Koos Groen beschrijft in ’Fout en niet Goed’ uitgebreid deze misstanden jegens de ongeveer 145.000 SS’ers, NSB’ers en andere collaborateurs. In het kielzog van opgekropte wraakgevoelens pleegde de volksmassa veel schendingen van mensenrechten. Schokkend om te lezen. Niet alleen gewone mensen, maar ook de Binnenlandse Strijdkrachten waren hier verantwoordelijk voor.
Hoewel het goed is dat deze misstanden eens nauwkeurig worden beschreven, is er ook in dit boek sprake van een paradigma wisseling. Niet in het boek zelf, maar in een slordig zinnetje op de achterflap –ondertussen ook door Groen betreurd – wordt gesuggereerd dat het verzet verantwoordelijk was voor deze misstanden. Om te beginnen waren de verzetsmensen maar met weinigen en hebben maximaal vijf tot tien procent van de Binnenlandse Strijdkrachten uitgemaakt. De rest bestond uit jongemannen die zich na de oorlog gewoon konden aanmelden. Jongemannen die misschien wel hadden gefantaseerd om bij het verzet te gaan,maar het niet hadden aangedurfd.
Na de oorlog kregen ze de kans om aan de buitenwereld én zichzelf te bewijzen dat ze aan de ’goede kant’ stonden. Door het verzet met deze groep jongemannen te vereenzelvigen, wordt het onterecht als dader aangemerkt van de wraakacties. En ook nog op een moment dat er bijna geen verzetsmensen meer zijn om zich te verdedigen. Dit alles doet denken aan ’De donkere kamer van Damocles’ van Willem Frederik Hermans, waarin verzetsman Henri Osewoudt na de oorlog berecht wordt als oorlogsmisdadiger. Osewoudt kan symbool staan voor de jongeman die tijdens de oorlog slechts fantaseerde om bij het verzet te gaan, maar die zich in werkelijkheid ontpopte als een schender van mensenrechten. Maar hij kan ook de echte verzetsman representeren die achteraf onterecht als dader wordt aangemerkt.
Het verwisselen van rollen is een bekend fenomeen in de psycho-traumatologie, ook wel blaming the victim en blaming the helper genoemd. Men wil dan niet geloven dat er mensen zijn die zeer bewust gruwelijke daden plegen, waardoor de gedachte opkomt dat de slachtoffers het er misschien wel naar gemaakt hebben, of dat hulpverleners hen de traumatische verhalen hebben aangepraat. Een oosters spreekwoord zegt: als je één mens redt, red je de hele wereld. Met elke Jood die gered is door verzetsmensen werd een hoogstaande morele standaard gesteld, namelijk: élk mens doet er toe. Die ene behouden mens staat symbool voor een menswaardige samenleving waar een ieder van ons verantwoordelijk voor is.
Door verzetsdaden al te veel te relativeren lopen we het risico dat ook bovenstaande belangrijke menselijke waarde wordt gerelativeerd. Ik ben het dan ook eens met de uitspraak van Lou de Jong, auteur van ’Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog’, dat een oorlog noopt tot normgevende herinneringen. Het voorbeeld dat mijn lieve, moedige vader mij gaf, is voor mij een belangrijke leidraad in mijn leven gebleken. Hij heeft mij de norm voorgeleefd om – naar eigen vermogen – op te treden tegen onrecht en uitsluiting van mensen. Daarom is het zo belangrijk om het Nederlandse verzet zo nodig te bekritiseren, maar in principiale nooit te relativeren. Opdat wij onze kinderen het voorbeeld blijven geven dat je op kunt staan tegen onrecht.
Carla Rus is psychiater en psychotherapeut/traumatoloog en heeft twee zonen. Zij zijn ongeveer zo oud als haar vader tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Op 6 april 1945 werd een groep van enkele honderden gevangenen van het tuchthuis Celle op transport gezet naar de gevangenis van Wolfenbüttel, waar ze enkele dagen later door de Amerikanen werden bevrijd. Onder hen bevonden zich 24 Nederlanders. Mijn vader hoorde daarbij en Gommert Traas, een boer uit Rilland die een Engelse vlieger had geholpen, maar door het verraad van Fransz Still werd gearresteerd. Ik probeer die tocht te reconstrueren wat betreft de Nederlanders.
Volgens de archieven behoorde bij die 24 Nederlanders ook een Pieter van de Geest, geboren op 21 februari 1908 te Ede, in de oorlog wonende te Goes. Hij kwam zo goed als zeker eind 1944 aan in het tuchthuis van Celle met een groep andere Nederlanders, afkomstig uit de gevangenis in de Utrechtse Gansstraat, die de dag na Dolle Dinsdag werd ontruimd. Onder hen naast Traas nog enkele andere verzetsmensen uit OD, RVV en Fiat Libertas. Deze Pieter van de Geest zat volgens documenten uit Arolsen Archives in kamp Vught en werd daar in juni 1944 op transport gesteld. En hij zat dus in tuchthuis Celle, vanaf eind 1944. Mijn vraag: kan dit de door jou genoemde Piet van der Geest zijn?
Dag Theo,
Dit kan heel goed om dezelfde Piet van der Geest gaan! Hoe heette je vader precies? Gommert Traas kwam ik ook tegen bij mijn onderzoek.
Ik antwoord verder op je emailadres, dat praat gemakkelijker.
Met hartelijke groet,
Carla Rus
Geachte Carla, in het interessante boek Breekbare Helden Verzet Zeeland 1940-44, dat ik recent heb gekocht, kom ik een aantal keren de naam van mijn vader tegen en wel Rob (Romalu) van Luyk R.N ( is Robert Martinus van Luijk). Aan een kant verrast mij dit niet, Hij was een jonge militair-vlieger die in de meidagen voor het HuBoBe escadrille in de randstad tegen het invallende duitse leger heeft gevlogen/gevochten en die hield van zijn geboortestad Goes en zijn provincie,
Aan de andere kant heeft mijn vader, die 37 jaar geleden overleden is, over de bezettingsperiode in Zeeland zelf, en de onderduikperiode, vrijwel nooit iets verteld of willen vertellen. En een zeker moment is het te laat! Jammer.
Is het mogelijk dat in uw bronnen mogelijk toch nog informatie over hem in deze periode 1940-44 terug te vinden is?
Ik ben benieuwd naar uw reactie en dank u reeds hiervoor! met vriendelijke groeten, Hendrik van Luijk
Dag Hendrik,
Ik zal per mail beantwoorden.
Met vriendelijke groet
Carla
Het verhaal van Carla Rus “Mijn vader heeft gekozen” ( Trouw zaterdag 24 april 2010) heeft grote indruk op me gemaakt. Ik heb het gelezen als een testament , met als boodschap aan onze generatie en die na ons komen. “Hoe houden we onze wereld als een herbergzaam oord ?” Het is een pleidooi tegen de onverschilligheid, tegen de gedachteloosheid. Hannah Arendt, joodse filosofe, slachtoffer van het nazi-regime, zegt dat het belangrijk is een woord van weerstand te spreken tegen de illusie dat alles in orde is en dat het grootste gevaar is, dat we ons in de woestijn gaan thuisvoelen. De vader van Carla Rus en velen met hem hebben zo’n woord van weerstand gesproken in de breedste zin van het woord. Zij hebben zich verzet en met gevaar voor eigen leven verantwoording genomen. Zij zijn opgestaan tegen het kwaad en hebben voor het goede gekozen. En ook al is de Tweede Wereldoorlog 65 jaar voorbij, dagelijks kunnen wij kiezen en opstaan tegen uitsluiting van mensen, tegen armoede, tegen de verzakelijking en de kou in de gezondheidszorg en tegen oorlogen buiten onze landsgrens. Op een muur bij mij op de hoek stond lange tijd een uitspraak van Bertold Brecht : “Wanneer het kwaad komt zoals de regen valt, dan zegt niemand meer : STOP .”
Jaap Rus zei : “STOP”.
Dag lieve Marijke,
Inderdaad, we moeten opstaan tegen het kwaad. Maar welke jas heeft het kwaad aan, hoe herken je het kwaad…. ? Er zijn zoveel soorten kwaad, en we moeten ook uitkijken kwaad niet met kwaad te bestrijden. We moeten in ieder geval altijd kiezen voor kwetsbare mensen die wij behoren te beschermen. Zoals nu de vluchtelingen die naar Nederland zijn gevlucht voor de baarbaarsheid van een stel adolescenten die volledig de weg kwijt zijn op zoek naar principe’s, identiteit en houvast die ze ons op willen leggen vanuit een totalitair regime, want zou zou je het kalifaat van IS toch wel kunnen noemen. Een uit de hand gelopen secte, vooral bestaande uit kinderen die door een rattenvanger van Hamelen die zich op internet had verscholen zijn bevangen. Mensjes die het westen en onze manier van leven haten. Dat mag. Er is genoeg in onze samenleving aan te wijzen waar je aversie tegen zou kunnen hebben: hypocrisie, financieële uitbuiting door finacieële instellingen van gewone mensen, intolerantie ten op zichte van gematigde, goedwillende moslims, decadentie en hedonisme terwijl er onvoldoende voor de aarde en haar milieu wordt gezorgd, te grote ongelijkheid tussen arm en rijk en vooral….. een groot gebrek aan idealen en principe’s.. Wat is het precies dat hen niet op een gewone manier laat opstaan tegen onrecht en te laten vechten voor hun idealen? Hebben wij hen nooit goed gehoord toen zij negatieve aandacht hiervoor vroegen? Wat is er met onze samenleving aan de hand dat mensen zich volledig tegen ons keren en ons ook nog kapot willen maken, zoals dit weekend 14-11-2015 in Parijs is gebeurd? Behalve stevig ingrijpen moeten we wat mij betreft ook bij onszelf te raden gaan wat we zelf doen of laten, hetgeen een dergelijke kwaadaardige beweging en groepsproces oproept…. Ik zou zo dolgraag willen dat de jongeren die nu kiezen voor een radicale bestrijding van onze samenleving samen met andere jongeren zouden gaan vechten voor het milieu: de aarde redden! Dáár je idealen zoeken, daar er hard voor gaan, zonder moord en doodslag maar wel radicaal! Eigenlijk hebben we deze verdwaalde jongeren hard nodig! We hebben ze nodig om tegen onrecht in onze maatschppij aan te schoppen, we hebben hun energie nodig om er helemaal voor te gaan! Hoe verzinnen we met elkaar een andere rattenvanger van Hamelen die hen weer teruglokt naar ons met behoud van hun – vreedzame! – verzet tegen alles wat niet deugt in onze samenleving…? . Hoeveel wijzen hebben wij nodig om de energie van deze Don Quichots (die helaas veel slachtffers maken omdat ze niet tegen molens maar tegen mensen vechten…!) de goede kant op te laten buigen…? Wie heeft er een idee? Wie roept?
Liefs van Carla; we hebben weer genoeg om over na te denken….
Wat leuk dat Marlies Allewijn, kinderboekenschrijver, mijn vader Jaap Rus gaat gebruiken als personage in haar nieuwe boek over de Slag om de Schelde! Hij heet daar Willem ????. Volgend jaar komt het boek bij uitgeverij Kluitman uit.
Carla
Ja dat is zeker leuk! Een onverwachts vervolg!