Even voorstellen: Carla Rus
Vrij gevestigd psychiater en traumatoloog Carla Rus stond in Nederland aan de wieg van de behandeling van slachtoffers van seksueel geweld en incest. Met name de behandeling van incestslachtoffers is vanwege de persoonlijkheidsstoornissen die bij hen soms voorkomen een moeilijke en langdurige aangelegenheid.
In: Psychiatrie Centraal, rubriek: Even voorstellen, No 10. Winter/voorjaar 2008, Door: Marten Dooper
In de jaren zeventig had Carla Rus plannen om als arts te gaan werken in Afrika. ‘Nederland leek zo’n rustig land. In Afrika en ook elders op de wereld woedden oorlogen, was ellende. Daar zou ik veel meer voor andere mensen kunnen betekenen dan in Nederland, dacht ik.’ Werken in Afrika kwam er niet van. Rus kwam tijdens haar opleiding tot psychiater in aanraking met slachtoffers van seksueel geweld. ‘Ik was de enige vrouwelijke assistent en daardoor voor de slachtoffers, bijna altijd vrouwen, de aangewezen persoon om mee te praten. Ik ben me hierdoor meer gaan verdiepen in seksueel geweld en kwam allengs tot het inzicht dat er in het rustige Nederland ook oorlogen woeden. Oorlogen achter de voordeur, in de vorm van huiselijk geweld en seksueel geweld.’
In de beginperiode zag Rus vooral slachtoffers van een eenmalig trauma, bijvoorbeeld een verkrachting of een mishandeling. ‘Dat zijn relatief eenvoudige gevallen waarbij je als behandelaar met therapievormen als hypnotherapie of EMDR (Eye Movement Desensitization and Reprocessing, red) vaak een heel eind kunt komen. Mits het trauma zich niet herhaalt natuurlijk. Anders blijft het water naar de zee dragen.
Meest ingrijpende vorm
Gaandeweg kreeg Rus ook te maken met slachtoffers van incest. ‘Incest is wel zo’n beetje de meest ingrijpende vorm van huiselijk geweld die iemand kan overkomen. Soms gebeurt dit als het slachtoffer nog erg jong is. De kans op het ontstaan van een persoonlijkheidsstoornis is dan groot. Met name bij vrouwen die al op zeer jonge leeftijd, pakweg voor het zevende levensjaar, slachtoffer worden van incest zie ik nogal eens een dissociatieve identiteitsstoornis. Ik stuitte hier in de jaren tachtig voor het eerst op bij een patiënte waar ik aanvankelijk niet goed raad mee wist. Ze presenteerde zich op totaal verschillende manieren.
Op de bres voor slachtoffers van oorlogen achter de voordeur
Een artikel van Onno van der Hart bracht me op het spoor van de dissociatieve identiteitsstoornissen. Ik ben me ook daarin verder gaan verdiepen en begin jaren negentig ben ik gaan werken in de in Den Haag onlangs opgezette kliniek voor mensen met deze stoornis. Aanvankelijk waren we als therapeuten optimistisch over de mogelijkheid tot behandeling. Wij dachten de patiënte te helpen door haar deeltrauma’s stukje bij beetje te verwerken en de verschillende alters met elkaar kennis te laten maken, hen weer tot één persoon te kunnen laten integreren. Dat bleek echter maar voor een enkeling weggelegd. Bij veel cliënten is het niet mogelijk alle trauma’s open te leggen en te verwerken. Zij missen hiervoor voldoende ‘ik-sterkte’. Herbeleven van de trauma’s kan bij hen tot meer alters leiden. Je moet je dan beperken tot het vergroten van de ‘ik-sterkte’, onder andere via structurerende begeleiding, lotgenotengroepen, en het behandelen van die deeltrauma’s die het meest storend zijn voor het dagelijks leven.’
Vertrouwen
De behandeling van incestslachtoffers is een moeilijke en langdurige aangelegenheid. Rus: ‘Het kost veel tijd en moeite om een vertrouwensrelatie met je patiënte op te bouwen want het vertrouwen in anderen is bij haar ernstig geschaad. De dader was immers vaak iemand die eigenlijk een beschermer had moeten zijn. Ik vind het daarom verontrustend dat in de huidige gezondheidszorg veel te weinig tijd beschikbaar is voor deze behandeling. Met 25 tot 50 sessies van 40 minuten ben je er echt niet, hoor!’