Tag archieven: Potje paprika

Potje paprika

Potje Paprika

Het verhaal dat ik u over Karanine ga vertellen is bizar, kafkaiaans en ongeloofwaardig. Toch is het niet aan mijn fantasie ontsproten. Ik heb haar drie jaar geleden voor het eerst ontmoet. Dat was in de tijd dat zij feitelijk niet bestond. Je kon haar wel zien, spreken en voelen, maar ze kwam in geen bevolkings- of geboorteregister voor, had geen ID, geen huisadres en geen familie. Toch wist ik zeker dat ze bestond. Dat voelde ik met mijn hart. Een hart dat te zien is op een echo en te horen is met een stethoscoop. Hoeveel bewijzen heeft u nodig voordat u ergens in gelooft?

Ze is een tengere, jonge vrouw met een bleek gezicht en donkere kringen onder ogen die doen denken aan een opgejaagd hert. Ogen die plotseling opblinken als ze in een vlaag meent die vreemde wereld om haar heen te begrijpen, of als ze ziet dat ik die wereld net zo absurd vind als zij.

Karanine's vader was een Armeniër en haar moeder een Azeri. Zij woonden als kind in een Russisch weeshuis: een groot, grauw gebouw waar het altijd tochtte. Twee eenzame kinderen zonder familie die elkaar vonden, met elkaar speelden, met elkaar trouwden.
  Ze gingen wonen in Nagorno-Karabach, een bergachtige provincie in de Kaukasus waar in de lente volop witte en paarse seringen bloeien. In een vruchtbaar dal bouwde de man hun eigen huis. Voor de kost repareerde hij kapotgegane machines in de buurt, terwijl zijn vrouw hun eigen stukje grond bewerkte en hun geit molk.
  Op een dag die zo zonnig was dat de bergen rood zagen van de tulpen, werd Karanine geboren, hun liefdeskind, een mensje dat ervoor zorgde dat ze net als alle andere mensen een echte familie kregen.
  Het meisje groeide voorspoedig op, was de beste van de klas en hielp vriendinnetjes met huiswerk. Ze hield van bloemen en chocolade en had de liefste ouders van de hele wereld.

Elke nacht schrikt ze wakker van vluchtende mensen, de snijdende geur van brandende huizen en de angstige stemmen van haar ouders. Daarna durft zij niet meer in te slapen. Ze ligt samen op de kamer met een Arabische vrouw, die middenin de stille nacht opstaat en in een vreemde taal heftig emotioneel in haar GSM 'tje gaat zitten fluisteren. Overdag schiet Karanine schichtig door de straten uit angst te worden aangehouden.

Een frisse zeewind liet het grote Euro-Aziatische land, dat eigenlijk uit allemaal kleine landen bestond die in een hogedrukpan waren samengeperst, uiteenvallen. Daarna barstte er een strijd los tussen Armeniërs en Azeri's om Nagorna-Karabach. Buren die altijd vrienden waren geweest stonden elkaar naar het leven, gezinnen van een gemengd huwelijk werden uit elkaar gereten, uiteindelijk stonden hele dorpen in brand.
  Karanine's gezin vluchtte op slippers van dorp naar dorp op zoek naar veiligheid. Het kwam uiteindelijk terecht in het Armeense Shosh, waar het een verlaten huis zonder ruiten in de ramen betrokken.
  Moeizaam bouwden zij hun leven weer op: een oorlogsleven, want regelmatig schrokken ze op van een schot dat tegen de bergwanden galmde. Ook Karanine's vader was burgersoldaat en liep een schotwond op. Op een warme dag viel hij plotseling dood. Zijn Azeri'se vrouw en hun dochter bleven alleen achter: vogelvrij tussen de Armeniërs.

Kunt u het zware verhaal nog verdragen? Sorry, ik had u graag een lichter verhaal verteld. Dat had makkelijk gekund. Want eigenlijk wilde Karanine gaan studeren en ze had zomaar lerares of dokter kunnen worden. Ze is een mooie vrouw en met behulp van een beetje make-up, smaakvolle kleding en hoge hakken was ze een schoonheid geweest. Lieve ouders, fijne vriendinnen, niets aan de hand.
  Maar oud zeer tussen volkeren zit vaak diep. En verzonken in de hersenen van mensen bevindt zich het miljoenen jaren oude, erwtgrote reptielenbrein dat altijd in de starthouding staat om te vech­ten, te vluchten of te bevriezen bij elk dreigend of vermeend gevaar. De slang die de mensen uit het paradijs heeft verjaagd, heeft zich dan ook nooit buiten maar altijd bínnen de mens bevonden: middenin zijn brein.

Week in week uit werden er stenen tegen hun ramen gegooid en kregen zij bedreigingen naar hun hoofd. Ze kropen bibberend tegen elkaar.
  In de daaropvolgende winter verdween moeder plotseling, weggelokt door dorpsgenoten. Volgens geruchten vermoord en onder de grond gestopt. Karanine durfde niet meer naar huis en lag zes weken zonder te eten in shock op bed bij haar vriendin. Onder haar raam sisten boosaardige stemmen: 'Eerst die Azeri'se hond, nu nog haar dochter!'

De toon is scherp en het stemgeluid weerkaatst hol tegen de wanden van de kale ruimte: "Heeft u de overlijdenspapieren van uw ouders niet bij u?"
  "Ik wist niet dat ik die mee moest nemen en ik ben niet meer in het huis geweest."
  "Leefde u echt van de opbrengsten van een stukje land en een koe?"
  "Dat vroeg u vorige keer ook al. En het is een geit, geen koe. Dat heeft de tolk verkeerd vertaald."
  "Wij geloven niet dat uw moeder is vermoord. "
  "..."
  "Notulist wilt u opschrijven dat het gesprek tien minuten wordt stilgezet omdat cliënt te emotioneel is?"

Op een nacht liet haar vriendin's vader aan Karanine zien waar moeder onder de grond lag. Het leek net een molshoop. Daarna smokkelde hij haar het land uit.
  In een geblindeerde auto werd ze via Georgië en Turkije naar een onbekend land vervoerd. Daar werd ze met een paar plastic tassen aan de kant van de weg afgezet. De wind gierde door de straten en het was er koud. De mensen spraken een rare, scherpe taal. Ze keek omhoog. In de ijle lucht werden als door een mysterieuze hand grootse wolkenpartijen willoos voortgestuwd. Reusachtige witte vogels met grote snelheid op doorreis van water naar water.
  Hoe ze daarna in het grote gebouw was terechtgekomen waar ze vierenhalf jaar ondervraagd zou worden, weet ze niet meer. Ze was er naartoe gewaaid als een door een heftige storm afgerukt blad van een boom.

De toon is zonodig nog scherper: "Wij geloven niet dat u via Georgië en Turkije in Nederland bent gekomen."
  "Hoe ben ik er volgens u dan wel gekomen?"
  "..."
  "Leefde u echt van een stukje land en een geit?"
  "Ja."
  "Wij geloven niet dat u via Georgië en Turkije in Nederland bent gekomen."
  "Maar ik bén hier toch?"
  "Wij geloven niet dat uw moeder is vermoord."
  "De moordenaars hebben geen bewijs meegegeven."
  "Wij geloven uw verhaal niet en u krijgt geen verblijfsvergunning. Ga maar naar de Armeense ambassade voor doorreis-papieren."

De ambassade reageert alsof ze als Armeense niet bestaat. Ze gaat in shock op bed liggen en komt er niet meer af. Men probeert haar aan te zetten tot eten en drinken, maar ze wil zich voegen bij degenen die haar hebben liefgehad. Dat mag niet in Nederland. Ze wordt daarom tegen haar wil opgenomen in een psychiatrische inrichting.

Zorgzame verpleegkundigen die met aandacht hun werk doen zijn net engelen. Wanneer hun vriendelijke gezicht en zachte stem boven je bed verschijnen, kun je zelfs met enige moeite hun vleugels onderscheiden. Toen Karanine's ouders vanuit het hiernamaals zagen dat het niet goed met hun dochter ging, stuurden zij een engel op haar af. Een engel die Karanine bij mij zou brengen.
  Ik ben een psychiater die ziek is en daarom precies geschikt voor hun dochter. Volgens haar ouders heeft Karanine niets aan een gezonde psychiater. Een gezonde psychiater werkt namelijk in een groot instituut met een heleboel regels. Karanine zou in het hokje van één enkele Diagnose-behandelcombinatie met een ingewikkeld nummer zijn gepropt, zou zelf ook een moeilijk te onthouden nummer hebben gekregen en van de behandeling zou moeten worden aangetoond dat zij binnen tien maal 30 minuten effectief is. Wanneer de psychiater meer zou doen dan volgens de regels mag, zou ze tijdens functioneringsgesprekken op het matje worden geroepen en zou ze van haar collega's te horen krijgen dat ze te betrokken was. Aan zo'n psychiater zou Karanine niet veel hebben gehad en ze zou binnen de kortste keren buiten de hokjes zijn gepuild en tussen de protocollen verdwenen.
  Maar ik ben chronisch ziek en hoor net als Karanine nergens meer bij. Door een gezwel in mijn ruggemerg kreeg ik pijn over mijn hele lijf waardoor ik niet meer aan te raken ben. Net als de kasteloze mensen in India die ook wel de onaanraakbaren worden genoemd. Eerst deed het alleen pijn, maar toen mijn ego tot de grond was afgebroken, gaf het ook bevrijding.
  Ik behandel nu alleen nog wat mensen bij mij thuis. Op mijn eigen manier, in alle rust, geheel onorthodox. Vandaar dat Karanine's ouders mij hebben uitverkoren om hun dochter te helpen.

Karanine durft me nauwelijks aan te kijken of iets te zeggen: ze is één van de paria's in onze samenleving. Ik maak voor haar een officieel aandoend geplastificeerd kaartje met mijn naam erop, met het nadrukkelijk verzoek onmiddellijk contact met mij op te nemen. Pure bluf. Net als de nagemaakte armband met de woorden Strassen-erlaubnis van mijn vader, waarmee hij in de oorlog door de donkere straten sloop om joden te helpen.
  Karanine begint me iets meer te vertrouwen.

Van IKV-waarnemers in Nagorno-Karabach hoor ik dat Karanine's vluchtroute via Georgië juist de meest gebruikelijke is. Verder levert de speurtocht op dat moeder doorgestreept is in het bevolkingsregister. Niet verhuisd, niet gestorven, simpelweg doorgestreept. Zeer verdacht. In mijn naïviteit denk ik dat we nieuwe bewijzen in handen hebben om opnieuw een verblijfsvergunning aan te vragen.
Maar de advocaat schudt zijn hoofd. Het zijn namelijk geen nieuwe feiten, want ze bestonden al tijdens het eerste verhoor.

  "Maar het zijn nieuwe bewijzen," protesteer ik.
  "Dat doet er niet toe, het zijn oude feiten."
  Probeert u dit niet te begrijpen, want het is niet te begrijpen. Veel spelregels zijn niet op logica gebaseerd. Die duiken als onkruid op om een enkelvoudig probleem op te lossen zonder dat er op de hele akker wordt gelet. Zulke regels lijken soms onmenselijk, maar aan kinderspelletjes zien we dat ze juist voortkomen uit het meest menselijke in ons.

Een groepje kinderen is op straat aan het knikkeren.
  "Zullen we een potje naturel doen zonder vals spelen?" vraagt er een. Dat laatste moet er ritueel bij worden gezegd, want veel kinderen zijn blijkbaar niet te vertrouwen.
  "Nee, laten we een potje paprika doen," roept een ander. Een potje paprika heeft meer regels die ieder voor zich rechtvaardig lijken, maar onderling kunnen botsen. Middenin het spel roept een kind dat hoog in de picking order staat plotseling: rood-wit-blauw! Het doet drie stappen in de richting van het potje, werpt zijn knikker erin, en haalt daarmee het bestaande spel volledig onderuit.

Ik schrijf een rapportage over haar trauma's waarmee de advocaat een verblijfsvergunning op medische gronden aanvraagt. Hij geeft haar vijf procent kans. Is dat niet ongeveer net zoveel als ik had voor de operatie? Nu, we zullen ze eens een poepie laten ruiken!
  Het grote wachten begint. Een week, een maand, een jaar, anderhalf jaar...
Patiënt betekent letterlijk geduld, maar ook bij een patiënt raakt dat vroeg of laat op. Ik ga bellen. Maar waar naartoe. Hoe groot is het IND eigenlijk. Waar staat het hoofdgebouw. Hoeveel bijgebouwen zijn er. Ik ga toch maar bellen.

"Ik heb gisteren ook al tien keer gebeld. En vandaag ben ik al zeven keer doorverbonden. Kunt u echt niet nagaan of mijn aanvraag in behandeling is genomen?"
  Eindelijk heb ik een secretaresse te pakken die onderweg haar menselijkheid niet is verloren: "Ik zie in mijn computer dat uw patiënt in de computer zit op afdeling 175."
  "Kan ik dan met afdeling 175 worden verbonden?"
  "Dat zal moeilijk gaan, want afdeling 175 is voorlopig onbemand."
  "Kunt ú niet even in de computer van afdeling 175 kijken?"
  "Nee, want dan is mijn eigen afdeling onbemand."
  "Wat raadt u mij dan aan?"
  "U zou een fax naar die afdeling kunnen sturen."
  "Maar is er dan iemand die die fax leest?"
  "Ik zou het niet weten. Maar het is toch te proberen?"

Ik stuur twee faxen rechtstreeks het zwarte gat in.
  Na twee maanden is er nog geen enkele reactie. Wanneer Karanine dit verneemt kijkt ze mij met uitgedoofde ogen aan. Ze zegt: "Daar besta ik niet en hier willen ze me niet." Ik voel een enorme woede in mij opkomen: een rode vuurbal die in mijn binnenste dreigt te exploderen. Waar is míjn Nederland gebleven? Een Nederland waar ik trots op was, waar ik op school ben geweest, waar ik in het speelkwartier slootje heb gesprongen, waar de wieken van molens rechtvaardigheid zongen?
Ik splits de vuurbal op in kleine vonken en verstop deze in uiterst formele woorden waarmee ik een klacht indien.
  Na twee weken klinkt er plotseling een echo op uit het zwarte gat. Ze bieden zelfs excuus aan dat er nog niets met mijn aanvraag is gedaan. Ze zullen er nu werk van maken. Met moeite worden de zware raderen weer in werking gezet.
  Opnieuw wachten we op de dingen die gaan komen. Ondertussen maak ik me ongerust over Karanine. Ze wordt mager. Blijft vaak op bed liggen. Neemt soms de telefoon niet op. Ik praat op haar in. Geef haar extra pillen.

Dan komt er bericht. Karanine moet worden beoordeeld door een onafhankelijk psychiater. Mijn verhaal moet worden gecontroleerd. Dat begrijp ik wel, je kunt mij niet zomaar vertrouwen. Uitgebreide verantwoording en dubbelchecken zijn daarom strikt noodzakelijk.
Ik ken de mensen die dat verschrikkelijke woud aan regels verzinnen. Het zijn dezelfden als de kinderen die vroeger onverwachts rood-wit-blauw en zonder vals spelen schreeuwden. Want: wat je zegt ben jezelf.

Karanine ziet er erg tegen op om haar verhaal opnieuw te vertellen tegen een vreemde. Ik maak me zorgen over hoe onafhankelijk onafhankelijk is. Na drie maanden wachten komt het gesprek. Met een oudere man die secuur luistert. Ik begin weer trots op mijn vak te worden. Hij is het met mij eens: terugsturen overleeft ze niet.

Na twee maanden komen de verlossende woorden: 'U krijgt een verblijfsvergunning.'
  De tranen lopen over onze wangen van blijdschap. Tot we de kleine letters lezen. De vergunning is maar drie jaar geldig en gaat met terugwerkende kracht in vanaf het moment van mijn aanvraag. Dat is tweeënhalf jaar geleden. De knikkeraars hebben dus een juridisch probleem opgelost, geen menselijk probleem.
  In zes maanden tijd moet ze haar trauma 's verwerken, zichzelf voorbereiden op de terugkomst in een land waar ze niet bestaat en waar haar wonden weer zullen worden opengereten, is ze ondertussen verplicht te verhuizen van de Noodopvang waar ze schoorvoetend wat vrienden heeft opgedaan naar een AZC aan de andere kant van het land waar ze niemand kent, moet ze vandaaruit eigen woonruimte zoeken, een inburgeringscursus doen en steeds weer opnieuw een verschrikkelijke stapel dikke formulieren invullen met veel dubbele vragen die ze meestal moet beantwoorden met: niet van toepassing.

De advocaat weet raad. Over een paar maanden vragen we toch gewoon weer een nieuwe verblijfsvergunning aan? Ach ja, waarom ook niet, ik begin er verstand van te krijgen. Begin ook links en rechts instanties om de oren te slaan met rood-wit-blauw en zonder vals spelen.
  Karanine dreigt weg te zinken in het moeras van tegenstrijdigheden, maar ik blijf door de drap baggeren als Sisyphus in de onderwereld. Dat heb ik geleerd van mijn ziekte: gewoon doorgaan; met of zonder hoop. We vinden woonruimte op de zesde verdieping van een flat, een halfuur met de bus bij mij vandaan. Ze is bang, heeft nog nooit alleen gewoond.

Ik zet een advertentie voor huisraad in het wijkblaadje van de witte kakwijk waar ik woon. Daar wonen mensen die wanneer ze in de spiegel kijken net als ik het gevoel willen krijgen dat ze tóch een goed mens zijn. Dus binnen een uur na het verschijnen van het blaadje krijg ik al zeven televisies aangeboden. De weken daarna stromen de spullen binnen en kunnen we nauwelijks ons huis nog in.
Op een vrijdag is de grote dag. Mijn zonen en hun vrienden huren een boedelkar en brengen de spullen naar Karanine. Die weet niet hoe ze moet kijken en krijgt blosjes op haar bleke wangen.

De feeststemming duurt slechts kort. Plotseling duikt er vanachter een boom in het woud met regels de kop van een nieuwe boze wolf die naar de naam VROM luistert. Hij huilt meedogenloos: 'Rood-wit-blauw! De COA vertelde u dat u huursubsidie krijgt, maar wíj zeggen van niet. U moet onmiddellijk de reeds ontvangen huursubsidie terugstorten.'
  Maar Karanine heeft nog helemaal geen huursubsidie ontvangen en omdat ze geen recht heeft om te werken heeft ze nu te weinig geld om van te leven.
  Cut, cut, cut. Ze wordt net als iedereen en alles in functies en stukjes gesneden alsof het groente of fruit betreft. Maar niemand proeft of het eindproduct nog wel te eten is.

Ik klim in een hoge boom voor het Catshuis en roep zo hard dat de vonken ervan afspringen: "Weten jullie dan niet dat er grote golven met grijze koppen aankomen die ons volledig zullen overspoelen? We hebben de Karanine's hard nodig!"
  Ik kijk omhoog in de donkere lucht en zie mijn overleden moeder aankomen zweven in een mooi licht gewaad.
  "Dag mam, luister eens. Een oud joods gezegde luidt: Als je één mens redt, redt je de hele wereld. Maar door al dat geknikker lukt het me niet."
  "Ach lieve kind, een Zuid-Afrikaans spreekwoord zegt: Moe nie worrie nie, alles sal reg kom."
  Ze zweeft weg in de hoge lucht.
  Ik besluit Karanine een bos rode tulpen te schenken.